Wanneer de zanger Benny Neyman in zijn lied Trök nao Blouwdörrep de luisteraar meeneemt naar de Maastrichtse wijk waar hij geboren is, dan geeft hij uitdrukking aan nostalgie Wie e sjeep dat weurd gedreve nao z’n have/Nao jaore vaan lavere euver zie/Rijj iech weer door de straote vaan Blouwdörrep/M’n wange oonder ’t kippevel en wie! Nostalgie is een positief ervaren verlangen naar een verloren tijd. Wie nostalgisch is benadrukt de positieve aspecten uit het verleden en veronachtzaamt de negatieve aspecten. Toch kunnen de aan het verleden toegedichte positieve aspecten een bron vormen voor een kritische blik op het heden. Daarvan getuigen de in dit boek verzamelde interviews van Mik Hamers met bewoners van de Maastrichtse wijk Mariaberg, waarvan het door Neyman bezongen Blauwdorp een buurt vormt.
Nostalgie is niet zelden een reactie op een als ontoereikend ervaren heden voortkomend uit allerlei verschijnselen die verbonden worden met het verdwijnen van de sociale samenhang in de leefomgeving. De nostalgicus construeert een verleden waar in een wijk, dorp of stad nog sprake van sociale samenhang was. Ontegenzeggelijk was er bij tijd en wijle sprake van sociale samenhang in delen van Mariaberg, maar die was allesbehalve vanzelfsprekend. Zij moest door de gezamenlijke inspanning van burgers, de gemeente en allerlei maatschappelijke organisaties tot stand worden gebracht. Zeker in Mariaberg was vroeger niet alles rozengeur en maneschijn. Toen de wijk in het begin van de vorige eeuw ontstond was er grote woningnood, werden arbeiders uitgebuit en moesten zij onder erbarmelijke omstandigheden in de binnenstad leven. Mariaberg beloofde hiervoor een oplossing te bieden. Destijds stonden katholieken en socialisten tegenover elkaar en was er hooguit sociale samenhang in eigen kring. Voor zover er na de Tweede Wereldoorlog sprake was van sociale samenhang stond deze op gezette tijden zwaar onder druk. Een voorbeeld was het verzet van bewoners tegen de top-down ontwikkelde sloop- en nieuwbouwplannen van woningcorporatie Servatius en de lokale overheid. Onder het motto Blauw Dorp moet Blauw Dorp blijven, uitten de burgers hun zorgen over de gevolgen van deze plannen voor wat hen bindt.
Tegenwoordig staat de sociale samenhang in Blauwdorp opnieuw onder druk vanwege sloop- en nieuwbouwplannen in het kader van het project ‘De Blauwe Loper’. Uit de uitermate interessante interviews van Mik Hamers komt naar voren dat niet het project op zich op weerstand stuit, maar de wijze waarop daaraan vorm wordt gegeven. Wat betreft het positieve geluid ten aanzien van De Blauw Loper is het interview met de Jongens van eetcafé De Branding exemplarisch. Zij vinden dat de totstandkoming van een fiets- en wandelpad van het Trichterveld tot aan het Vrijthof in het centrum van de stad de buurt verlevendigt en de verkeerstroom verbetert. Maar uit tal van interviews spreekt dat de vormgeving van het project te wensen overlaat. Geïnterviewden wilden de petitie De Blauwe Sloper ondertekenen omdat zij hun woning moesten verlaten zonder dat er voor hen betaalbare vervangende woonruimtes waren. Aangesproken op haar verantwoordelijkheid hiervoor schreef directeur Vastgoed Vivian Eussen dat de woningcorporatie niet in staat is om alle bewoners van de geplande sloop elders in de stad te herhuisvesten. Maar daarmee ontlopen Servatius en de Gemeente Maastricht hun verantwoordelijkheid, omdat zij anders hadden kunnen handelen. Hier geldt het door Peter Singer zo goed verwoorde principe: ‘Als het in ons vermogen ligt om iets slechts te voorkomen zonder daarvoor iets van vergelijkbaar moreel belang op te offeren, zijn we moreel verplicht om dat te doen.’
De Gemeente Maastricht en de woningcorporaties zijn niet alleen verantwoordelijk voor wat ze doen, maar ook voor wat ze hadden kunnen voorkomen. Door een integraal beleid voor het transformeren van Mariaberg, waarbij tegelijkertijd oog is voor de fysieke en sociale ontwikkeling van de wijk met haar buurten Trichterveld, Proosdijveld en Blauwdorp hadden ze allerlei problemen kunnen voorkomen. Wat betreft de sociale ontwikkeling denken ze alleen aan aspecten zoals sociale cohesie, sociale veiligheid, verenigingsleven, toegang tot sport en cultuur, maar niet aan het meest prangende aspect: armoede. Noch in het beleidsdocument ‘Ambitiedocument buurtontwikkeling Mariaberg'(2012), noch in het ‘Bestemmingsplan De Blauwe Loper'(2019) wordt over armoede gesproken. Door daar geen aandacht aan te besteden, bestendigen en vergroten de Gemeente Maastricht en de woningcorporaties de in de media terecht veel besproken woningkloof, dat wil zeggen tussen degenen die zich een betaalbare woning kunnen veroorloven en degenen die dat niet of nauwelijks kunnen. Laatstgenoemden zien zich gedwongen om elders in de stad te gaan wonen waar zij dat liever niet willen.
Waar de Gemeente Maastricht en de woningcorporaties blind zijn voor armoede en geen visie tonen te hebben met betrekking tot de woningkloof, laten diverse geïnterviewden zien dat er onder buurtbewoners veel potentieel is om de kwaliteit van leven in Mariaberg te verbeteren. In deze wijk zetten zich tal van burgers
actief in voor bijvoorbeeld de Voedselbank, het Buurtnetwerk, het Buurttheater en het tot stand komen van een hangplek voor ouderen. Bovendien dragen het opbouwwerk en de kerk ook belangrijke steentjes bij aan de kwaliteit van leven. Het potentieel van de wijk kan worden vergroot als er een netwerk van al deze
factoren wordt gecreëerd met een perspectief op een situatie waar de woningkloof wordt opgeheven. Daarvoor zullen de Gemeente Maastricht en de woningcorporaties met de bewoners een visie moeten ontwikkelen hoe de armoede aangepakt kan worden en de daarmee verbonden problemen.
René Gabriëls, filosoof Universiteit Maastricht