Inleiding
Door het groeiende bewustzijn dat stadsvernieuwing niet alleen een bouwtechnisch, maar vooral een sociaal gebeuren is, raakten de verantwoordelijke instanties steeds meer doordrongen van de noodzaak om de bewoners zoveel mogelijk daarbij te betrekken. Naast de technici en de economen moesten ook zij de mogelijkheid krijgen om hun visie te geven op de toekomst van het huis en de buurt waarin zij wonen. Ook al kon dit leiden tot stevige meningsverschillen met de eigenaren en de gemeentelijke overheid. Voor de organisatie van de inbreng van de bewoners werden vanuit hun midden, met behulp van het opbouwwerk, zogenoemde bewonersgroepen gevormd.
Oprichting Stuurgroep Blauw Dorp
Na enkele informatieve bijeenkomsten, waarin voorlichting gegeven werd over de stadsvernieuwing in het algemeen en wat dit voor de buurt kon inhouden, werd via het houden van een verkiezing de Stuurgroep Blauw Dorp opgericht.
Deze kwam op 9 juli 1975 voor de eerste keer bij elkaar, vandaar dat deze datum als oprichtingsdatum geldt.
Uiteraard boog men zich eerst over de vraag hoe via deze groep de stem van de bewoners kon doorklinken. Men trachtte dit te bereiken door het opbouwen van een structuur, waarin de Stuurgroep het centrale punt zou vormen, wat in de naamgeving ook tot uiting kwam.
In die groep zouden alle belangrijke beslissingen genomen moeten worden. Daarnaast moest er een “werkgroep” komen, die later “bestuur” genoemd werd, met als taak het voorbereiden en uitvoeren van de genomen besluiten. Tevens moest deze zorgdragen voor het maken van agenda’s en de verslagen van de vergaderingen.
Op haar beurt moest de Stuurgroep dan weer verantwoording afleggen aan de “buurt- vergadering”, die haar opdrachten en mandaat kon verstrekken.
Om een goede relatie met de bewoners te onderhouden moesten er over de gehele buurt verspreid wonende “contactpersonen” geworven worden.
Een pretentieuze opzet, gevoed door de in die tijd gangbare opvatting over een zo breed mogelijk gespreide democratie, die als zodanig nooit echt uit de verf gekomen is. Hoewel in aanvang serieus gepoogd is om dit model van de grond te krijgen, bleek feitelijk alleen de oorspronkelijke Stuurgroep levensvatbaar te zijn.
Al doende werd al snel ontdekt dat deze over voldoende capaciteit beschikte om de belangenbehartiging van de buurtbewoners in het kader van de stadsvernieuwing binnen de gegeven mogelijkheden te verwezenlijken. Vandaar ook dat er in de realisering van de oorspronkelijk ontworpen structuur geen energie meer gestoken werd. Wel werd er steeds naar gestreefd dat uit een aan de beurt zijnde fase minstens twee bewoners lid van de groep waren. Deze spanden zich dan ook speciaal voor hun fase in. Om niet gehinderd te worden door de daaraan verbonden regels wilde men als actie- gerichte groep geen rechtspersoon worden.
Op die manier kon er snel, soepel en toch ook democratisch ingespeeld worden op actuele situaties.
In vergelijking met het doorgaans bureaucratisch opereren van de instanties bleek dit een sterk punt te zijn.
Nadat ook binnen de gemeentelijke projectorganisatie het begrip stuurgroep gebruikt ging worden, werd besloten om ter onderscheiding daarvan het woord “bewoners” aan de eigen naam toe te voegen, zodat de officiële aanduiding “Bewonersstuurgroep Blauw Dorp” werd.
De “harde” ledenkern van het eerste uur werd gevormd door de dames Plantaz, Petri en Schiffeleers en de heren De Jager, Dassen, v. d. Woug, Klinkom, Gennotte, Blom, Dassen en Clermonts. Vermeldenswaardig is beslist dat mevr. M. Schiffeleers en de heren B. Clermonts en J. Gennotte tot het einde toe lid zijn gebleven.
De bewonersuitgangspunten
De eerste jaren is de groep vooral bezig geweest zich te oriënteren op hoe te werk gegaan kon worden om de doelstelling vorm te geven.
In deze periode werd er ook kennisgemaakt met de gemeentelijke projectorganisatie, waarvan men als vertegenwoordigers van de bewoners deel ging uitmaken.
Daar kregen de bewonersvertegenwoordigers een eerste indruk van de ideeën en visies die zowel bij de gemeente als de drie betrokken corporaties leefden over de wijze waarop ze de stadsvernieuwing inhoud wilden geven.
Aangezien ze daarover onderling van mening bleken te verschillen, er in de ogen van de Bewonersstuurgroep ongenuanceerd mee omgegaan werd en ze aldus de indruk kregen dat over de hoofden van de bewoners heen gepraat werd, leidde dat tot onrust.
Mede daardoor werd voeding gegeven aan het vooringenomen standpunt: dat alle mooie praatjes over inspraak van bewoners louter theorie zijn en er in de praktijk alleen gebeurt wat de gemeente en de corporaties voor ogen staat. “Dat was altijd al zo geweest en zal altijd ook wel zo blijven!”
Om zich daartegen toch zoveel mogelijk te wapenen werd besloten om als eerste grote aktie samen met de bewoners uitgangspunten te gaan vaststellen, waaraan de te ontwerpen plannen getoetst konden worden.
Via een aantal gespreksbijeenkomsten lukte het om langs deze weg een twintigtal punten in de nota “Bewonersuitgangspunten” te omschrijven. Vervolgens werd deze gepresenteerd aan de Gemeenteraad, die de nota door middel van een raadsbesluit bekrachtigde.
Hiermee werd deze eerste grote aktiviteit, waarmee de Bewonersstuurgroep uitdrukkelijk naar buiten trad, met succes afgesloten. Meteen daarna al bewees de nota zijn waarde bij de daaropvolgende discussies in verband met het opstellen van de “Structuurschets Blauw Dorp”. Hierin moest de toekomstige inrichting van de buurt in beeld gebracht worden. Na goedkeuring zou deze tevens dienst doen als basis voor een herzien bestemmingsplan.
Vaststelling stadsvernieuwingsgebied
Erg onduidelijk in de beginfase was de omvang van het stadsvernieuwingsgebied. Aanvankelijk werd ervan uitgegaan dat dit zich beperkte tot het gedeelte van de buurt dat van oudsher als Blauw Dorp aangeduid werd. Vandaar ook de vermelding hiervan in de naam van deze bewonersorganisatie. Ook met de betiteling “Structuurschets Blauw Dorp” wordt deze afgrenzing erkend.
Uiteindelijk werd ook een groot gedeelte van de buurt gelegen boven de Ruttensingel, dat Mariaberg genoemd wordt, bij de stadsvernieuwing betrokken.
Moeizame aanloopperiode
Veel discussie is er geweest over de startdatum van de feitelijke bouwwerkzaamheden. Hoewel er al in 1975 een bericht in de wijk verstuurd was dat er met stadsvernieuwing begonnen werden, er in 1977 gesproken werd over de uitgifte van een informatiebrochure betreffende de plannen voor de eerste fase, duurde het nog dik twee jaar voordat de eerste spade de grond inging.
Naast de moeizaam lopende discussies over de inhoud van de Structuurschets, bleek ook het ontbreken van een zogenaamde nulfase een belemmerende factor te zijn om van start te kunnen gaan.
Deze vertragingen hadden uiteraard hun weerslag op het functioneren van de Bewonersstuurgroep. Er werd veel en dikwijls ook heel moeizaam vergaderd, maar de resultaten daarvan werden maar niet zichtbaar. Zo’n situatie werkt ontmoedigend. Bovendien bleef het onduidelijk hoe de aan deze stuurgroep toebedachte rol in de gemeentelijke projectorganisatie moest worden ingevuld.
Enerzijds ontstond de stellige indmk dat de partners in dit overleg de Bewonersstuurgroep niet serieus nam, terwijl deze anderzijds bang was dat ze namens de bewoners mee beslissingen ging nemen waarmee de feitelijke inspraak tot een farce zou worden. Uit ongenoegen over de onoverzichtelijke situatie heeft de groep zich gedurende de eerste vijfjaar liefst driemaal uit de projectorganisatie teruggetrokken.
Toch werd er telkens weer teruggekomen op zo’n vergaande stap, omdat ze daardoor los kwam te staan van alle informatie en mogelijkheden om de besluitvorming in welke mate dan ook te beïnvloeden.
Uiteindelijk kon zij zich vinden in de formulering: dat de Bewonersstuurgroep deelnam om de kwaliteit van de inspraak mede te bewaken, ervoor te zorgen dat de bewoners goed geïnformeerd werden en dat deze niet gehouden konden worden aan besluiten die in de projectorganisatie genomen waren omdat de Bewonersstuurgroep daarbij betrokken was geweest.
Hoewel het daarna niet immer koek en ei was, bleek hierdoor toch een werkbare basis gecreëerd te zijn.
Door het uitblijven van de start van de bouwwerkzaamheden, de steeds feller worden discussies over wel of geen sloop, de wijze waarop bouwtechnisch onderzoek gedaan werd, de frustrerende discussies over de Structuurschets en de onduidelijke positie van de Bewonersstuurgroep in de projectorganisatie, ging er veel van het aanvankelijke enthousiasme verloren. Daar kwam nog bij dat het aantal begeleidingsuren van het opbouwwerk verminderd werd. Deze weinig bemoedigende gang van zaken had tot gevolg dat het ledenbestand terugliep en de animo onder de overblijvers zienderogen afnam. De periode 78-80 kan dan ook omschreven worden als de moeizaamste in de bestaansgeschiedenis van de Bewonersstuurgroep.
Start bouwwerkzaamheden is een keerpunt
In 1979 begint er eindelijk schot in de zaak te komen.
In Blauw Dorp wordt een aanvang gemaakt met de sloop van het blok van 66 woningen aan de A. Severinweg, Proosdij weg en A. v. Trichtweg.
In Mariaberg bleek St.Mathias bovendien onverwacht ver te zijn met de voorbereiding van de renovatie van haar complex van 66 Kleynwoningen, hoewel dit niet opgenomen was in de oorspronkelijke fasering. Dit tot grote verrassing en ergernis van de Bewonersstuurgroep die daarbij op geen enkele manier betrokken was geweest.
Ook werd er voor de eerste keer een uitgebreid inspraakproces georganiseerd rond de voorgenomen verbetering van het complex van Beter Wonen in de eerste fase. Hoewel dit rommelig verliep putte de Bewonersstuurgroep daaruit toch weer enige moed. Bovendien werd ze betrokken door St. Servatius bij het benaderen van de bewoners van het blok Proosdijweg, W. Vliegenstraat, Volksbondweg en Mr. Ulrichweg.
De wijze waarop dit gebeurde riep echter weer nieuwe twijfels op over de waarde die de Gemeente en de corporaties zeiden toe te kennen aan de inbreng van de bewoners. Nadat eenmaal de renovatie van de eerste fase van Beter Wonen daadwerkelijk van start gegaan was begon de Bewonersstuurgroep weer op te leven.
Vanuit de bewoners kwam er nu echt vraag om hulp. Na vijf jaar praten en wachten konden de handen eindelijk uit de mouwen gestoken worden. Met succes werd er actie gevoerd om voor de tijdelijke huisvesting woon-units aan te schaffen i.p.v. caravans. In andere buurten was immers gebleken dat deze voor een langere bewoningsduur slecht voldeden.
Ook werd er verhuishulp geboden. Zowel bij het verhuizen op zich als bij het opslaan van de inboedel. Leden ging mee op huisbezoeken ter afsluiting van een overeenkomst tussen eigenaar en bewoner en waren aanwezig bij de spreekuren van de sociaal contactpersoon.
Bewoners gingen nu meer de spreekuren van de Bewonersstuurgroep bezoeken met vragen om informatie of hulp.
De discussie over de invulling van de Structuurschets, die een tijdje in de la was blijven liggen, werd door de gemeente weer opgepakt.
Een extra stimulans was bovendien dat de inspraak over de renovatie van het complex van Beter Wonen in de tweede fase al veel soepeler verliep dan tijdens de eerste fase.
Het tweede lustrum
Geïnspireerd door deze positieve ontwikkelingen ging de Bewonersstuurgroep met frisse energie haar tweede lustrum in.
Een nieuwe deuk in het groeiend zelfvertrouwen werd echter veroorzaakt door St. Mathias. Geheel onaangekondigd kwam deze corporatie wederom met ver uitgewerkte renovatieplannen voor haar complex van 102 na-oorlogse woningen op tafel. Een onaangename verrassing. Zowel voor de bewoners die steeds voorgehouden was dat zij buiten het stadsvernieuwingsgebied vielen, als voor de Bewonersstuurgroep die zich wederom door deze corporatie gepasseerd voelde.
Daar werd fel tegen geprotesteerd. Deze keer met succes. Haar coördinerende positie met betrekking tot belangenbehartiging van de bewoners werd ter afsluiting van de discussie hierover door de gemeente min of meer officieel vastgelegd.
Dergelijke successen waren hard nodig om de moed erin te houden. In 1982 vond er immers weer een stevige aanvaring met St.Servatius plaats. Die bleek maar moeilijk af te kunnen stappen van de voorgenomen sloopplannen. Deze keer vormden de 33 woningen op de Mr. Ulrichweg en de woningen op de hoek Volksbondweg/W. Vliegenstraat (richting Brandenburgerplein) aanleiding tot heftige meningverschillen.
Door middel van een AROB-procedure probeerde de Bewonersstuurgroep de in haar ogen onnodige aftraak te voorkomen. Hangende deze procedure gaf St.Servatius een slopersbedrijf toch opdracht om alvast een begin te maken.
Via een kort geding, ondersteund door een inderhaast op een regenachtige maandag georganiseerde actie in de buurt, onder begeleiding van een geluidswagen, werd gepoogd dit alsnog onmogelijk te maken.
Ondanks de op deze manier 885 verzamelde protestbrieven lukte dit niet. De rechter stelde de Bewonersstuurgroep in het ongelijk en veroordeelde haar tot het betalen van proceskosten. Dat was uiteraard een behoorlijke opdoffer, maar de groep had ondertussen genoeg veerkracht opgebouwd om een dergelijke tegenslag te overleven. Daarna heeft St. Servatius geen afbraakplannen meer ingediend, zodat deze inspanning toch niet helemaal voor niets is geweest.
In datzelfde jaar kreeg de bewonersstuurgroep nog een tweede grote teleurstelling te verwerken. Op haar initiatief was er samen met andere Bewonersgroepen stevig aktie gevoerd om ondersteuning van bewonersorganisaties in Maastricht te krijgen door een eigen bouwtechnisch deskundige. Helaas werd het verzoek aan de gemeenteraad om een dergelijke functionaris te subsidiëren afgewezen.
Goedkeuring Structuurschets een winstpunt
Toch leverde 1982 ook een belangrijk winstpunt op. De jarenlange discussie over de Structuurschets Blauw Dorp werd eindelijk afgerond.
De gemeenteraad werd twee modellen aangeboden. Een ambtelijk model en een alternatief zoals dit tijdens de inspraak over de structuurschets door de bewoners naar voren gebracht was.
Ter voorbereiding van de inspraak daarover had de Bewonersstuurgroep een mobiele tentoonstelling uitgewerkt, waarmee twee dagen door de buurt getrokken werd om op diverse drukke punten de mensen zo goed mogelijk te informeren over de plannen van de gemeente en de mening van de Bewonersstuurgroep.
Een actie die veel tijd kostte, maar toen de gemeenteraad bleek te kiezen voor het bewonersmodel was dit snel vergeten.
De inmiddels opgedane ervaringen met acties, de groeiende kennis van de stadsvernieuwing en het beter gebruik maken van de mogelijkheden van de projectorganisatie verstevigde de positie van de Bewonersstuurgroep in dit geheel aanzienlijk.
Periode 81-86 de drukste
Terugblikkend kan de periode 81-86 de vruchtbaarste in het vijftienjarige bestaan van de Bewonersstuurgroep genoemd worden.
In die tijd moest er bijzonder veel werk verzet worden. Op bepaalde momenten moest er tegelijkertijd voor vier verschillende fasen gezorgd worden.
Dank zij veel enthousiasme, discipline, doelmatigheid, een gerichte taakverdeling, ijver en inzet lukte dit. Bovendien groeide er ook bij de bewoners zelf het besef dat zij recht op inspraak hadden en daarmee veel konden bereiken, waardoor er steeds meer rekening met hen gehouden werd.
Bezoek staatssecretaris
Toch deed zich in 1983 nog een vervelend incident voor. De toenmalige staatssecretaris van Volkshuisvesting, G. Brox, zou een werkbezoek aan Maastricht brengen. Daarbij was ook een bezoek aan Mariaberg/Blauw Dorp gepland. Tijdens een bijeenkomst in het Buurtcentrum zou hij met de betrokken corporaties en ambtenaren van gedachten wisselen over de gang van zaken in dit stadsvernieuwingsprojekt. Hierbij was ook een afvaardiging van de Bewonersstuurgroep uitgenodigd. In tegenstelling met eerder gedane toezeggingen mocht deze echter niet het woord voeren van de gemeentelijke organisatoren. Dat was uiteraard tegen het zere been. Uit protest werd de uitnodiging afgewezen en de staatssecretaris bij de ingang van het Buurtcentrum een brief overhandigd waarin de reden van haar afwezigheid verklaard werd.
Deze reageerde met een persoonlijk verzoek om alsnog te komen, maar vasthoudend aan het ingenomen standpunt werd daar niet op ingegaan.
In 1984 had de herhaalde actie om de gemeenteraad te bewegen een technisch geschoolde ondersteuner van bewonersorganisaties te financieren wel succes. Daardoor werd de onderhandelingspositie van groepen als de Bewonersstuurgroep aanzienlijk versterkt.
Ook werd dat jaar een oud verzoek aan het voormalige Instituut voor Sociaal Werk in Maastricht ingewilligd, om een maatschappelijk werkster voor een aantal uren beschikbaar te stellen voor individuele hulpverlening aan mensen die tengevolge van de stadsvernieuwing klem geraakt waren. Leden van de Bewonersstuurgroep werden regelmatig geconfronteerd met hulpvragen waar zij als vrijwilligers geen antwoord op hadden. Vandaar dat ook op dit onderdeel professionele hulpverlening nodig was.
Vanaf 1985 alleen nog St. Servatius
Door al deze positieve resultaten valt het te begrijpen dat in 1985 met enige gepaste trots over de geleverde prestaties het tienjarig bestaan gevierd werd.
In dat jaar werd ook de laatste gerenoveerde woning van Beter Wonen opgeleverd, wat op kosten van deze bouwvereniging met een geslaagd straatfeestje gevierd werd.
Na St. Mathias was nu ook Beter Wonen klaar met haar aandeel in de stadsvernieuwing en restte er alleen nog St. Servatius. Een corporatie waarmee de Bewonersstuurgroep, gezien de discussies over wel of geen sloop, op gespannen voet gestaan had.
Sinds deze echter te kennen had gegeven vanaf de vierde fase uitsluitend van renovatie uit te willen gaan, was de lucht al gedeeltelijk opgeklaard.
Hoewel er zich in de vierde en vijfde fase nog stevige meningsverschillen voorgedaan hebben over de wijze waarop er gerenoveerd zou worden, werd al doende de onderlinge verstandhouding steeds beter.
Desondanks dienden zich ook in die jaren nog steeds problemen aan die voor nieuwe oplopende frustraties bleven zorgen. Deze werden vooral veroorzaakt door het trage bouwtempo dat steeds achterstand op de tijdsplanning veroorzaakte en de toenemende bezuinigingen op stadsvernieuwing. Daardoor konden er steeds minder uitbouwen geplaatst worden. Een onderdeel dat bij de bewoners erg gevoelig lag. Deze meten de waarde van de renovatie vooral aan de geriefsverbeteringen. Onderhoudsaspecten tellen voor hen minder. Naar hun mening leveren deze vooral de eigenaar voordeel op, die daarvoor dan ook maar moet betalen.
Buurtfeest Volksplein
Vanaf 1987 begint de werkdruk te verminderen. De uitvoering van de fasen vier en vijf was in afbouw en fase zes was volop in uitvoering. Alleen fase 7 en de verbetering van de woonomgeving van de vierde fase was nog in voorbereiding.
Wegens verandering van werkgever vertrok in dat jaar de maatschappelijk werkster mevrouw M. Simons, waarvoor geen nieuwe kracht benoemd werd.
Er kwam nu tijd vrij voor de Bewonersstuurgroep om zich ook op andere buurtzaken te gaan richten, zoals de uitbreiding van de recreatiemogelijkheden.
Inspelend op de bijzonder strenge winter van dat jaar werd er op het Volksplein een ijsbaan aangelegd en onderhouden. Een aktiviteit die de daaropvolgende winter herhaald kon worden.
Ter opluistering van de officiële ingebruikname van dit in oude glorie herstelde plein werd er in de zomer een gezellig buurtfeest georganiseerd. Aangezien het de eerste keer was dat de Bewonersstuurgroep zich met een dergelijke organisatie inliet kostte dit veel tijd en energie. Gezien de enthousiaste reacties van bewoners en medewerk(st)ers werd er min of meer besloten om van het feest een jaarlijks terugkerende traditie te maken.
Bèrke
In 1988 werd er opnieuw een feestje op poten gezet. Nu ter ere van de onthulling van een beeldje dat de denkbeeldige figuur Bèrke moet voorstellen en geplaatst is op het pleintje aan het kruispunt Mr. Ulrichweg/Proosdijweg.
Daaraan vooraf ging een jarenlange strijd tussen de Bewonersstuurgroep en de gemeentelijke kunstcommissies.
Met behulp van de steun van het college van B.& W. kon de Bewonersstuurgroep uiteindelijk het pleit in haar voordeel beslechten. Onder het genot van een borreltje, Bèrke’s favoriete drankje, onthulde de voor de stadsvernieuwing verantwoordelijke wethouder J. Wevers, samen met één van de oudste bewoonsters van Blauw Dorp in juni van dat jaar het zo vurig gewenste beeldje.
De finish gehaald
In dat jaar werd ook begonnen met de uitvoering van de zevende, en zoals iedereen dacht ook de laatste fase, die één jaar later afgesloten kon worden.
Met deze oorspronkelijke eindstreep in zicht werd alsnog besloten om in 1989 het complex van 33 woningen op de El. Strouvenlaan van St. Servatius een grote onderhoudsbeurt te geven. Door deze onvoorziene uitbreiding en de ietwat afzonderlijke positie die de bewoners van deze huizen steeds ten aanzien van de buurt ingenomen hebben werd besloten om hiervoor, in samenwerking met de Bewonersstuurgroep, een eigen bewonersgroepje in het leven te roepen.
De laatste woningen van dit complex werden in juli 1990 opgeleverd, waarmee een definitief einde aan het stadsvernieuwingsproces kwam.
Hiermee kon er ook een punt gezet worden achter de activiteiten van de Bewoners-stuurgroep als organisatie ter behartiging van de bewonersbelangen in het kader van de stadsvernieuwing.
In de achterliggende vijftien jaar zijn er 49 bewoners voor kortere of langere tijd lid van de Bewonersstuurgroep geweest.
Doorgaans is er sprake geweest van een eensgezinde groep die in grootte varieerde van tien tot dertien leden. Vooral de laatste acht jaar hebben opvallend weinig wisselingen in de samenstelling plaatsgevonden.
De eindstreep werd in de volgende bezetting gepasseerd: de dames M. Mars, A. Kersten, A. Pluymen, M. Schiffeleers en A. de Kunder en de heren M. Callemeyn, J. Gennotte, H. Bulte, B. Clermonts, J. Spee en C. Moors.
Vergaderingen
Uit het voorafgaande zal duidelijk geworden zijn, dat iemand die een hekel aan vergaderen heeft niet geschikt is voor het werk waarmee de Bewonersstuurgroep bezig is geweest.
Onmiskenbaar onderdeel daarvan is immers overleggen. Heel veel zelfs, zodat leden wel eens het katterige gevoel kregen dat ze er weinig of niks mee opschoten. Vooral de eerste jaren, toen men nog niet vertrouwd was met de vergadercultuur, werd daarover dikwijls ongenoegen geuit.
Om een beeld te geven van de tijd die er ongeveer aan vergaderen besteed moet zijn door leden van de Bewonersstuurgroep volgen hier enkele getallen.
Een van de peilers waarop de Bewonersstuurgroep organisatorisch rustte vormden de eigen vergaderingen. Van de leden werd dan ook verwacht dat zij daarbij regelmatig aanwezig waren. Een vaste regel was om, uitgezonderd de vakantieperiodes, om de veertien dagen bij elkaar te komen.
Gezien de afloop van de stadsvernieuwing is er vanaf 1989 minder vergaderd. Uitgaande van de verslagen hebben er in totaal 371 geregistreerde bijeenkomsten plaatsgevonden. Gemiddeld zijn er dit 25 per jaar geweest. Ervan uitgaande dat hieraan 2,5 uur per keer besteed werd, houdt in dat de leden in totaal 927,5 uur met elkaar rond de tafel hebben gezeten, bijna 39 etmalen.
Aannemende dat er gemiddeld 10 personen aanwezig zijn geweest, kunnen zij met zijn allen 9275 vergaderaren opvoeren.
Maar bij de eigen vergaderingen bleef het niet. Daarnaast werd er ook deelgenomen aan zo’n 320 bijeenkomsten in het kader van de projectorganisatie en bouw vergaderingen. Vaste regel was om hierbij minimaal met twee leden aanwezig te zijn.
Eveneens uitgaande van een gemiddelde van 2,5 uur levert dit 1600 vergaderaren op. In totaal zijn dit 10875.
Ook nu een uurloon van f. 25,- als richtlijn nemend zou de Bewonersstuurgroep voor zo’n f. 271.875,- aan vergaderwerk ten behoeve van het welzijn van de buurt bij elkaar hebben gepraat!
Informatieblad OONDER US
Een andere maandelijks terugkerende activiteit die veel werk en tijd kostte was de uitgave van het informatieblad “OONDER US”.
Hiermee werd begonnen in oktober 1975 en ononderbroken mee doorgegaan tot juli 1989.
De opzet van dit blad was om alle bewoners zoveel mogelijk te informeren over zaken die voor hen van belang waren. Tenminste voor zover de Bewonersstuurgroep daarover kon beschikken. Een principieel standpunt van de groep was immers dat alle informatie die haar bereikte openbaar was.
Op die manier werd duidelijk dat de Bewonersstuurgroep op één lijn stond met de bewoners en niet met de gemeente of de corporaties onder één hoedje wenste te spelen. Bovendien hoopte ze door deze wijze van berichtgeving de bewoners tot het innemen van standpunten te motiveren. Door opgedane ervaringen langs deze weg kenbaar te maken werd verwacht dat mensen daaruit lering zouden trekken.
Vanuit hun standpunt bezien valt het te begrijpen dat de gemeente en de corporaties niet altijd even gelukkig waren met deze vorm van berichtgeving.
Zo bleek St. Mathias op een gegeven moment dermate verbolgen te zijn over een artikel betreffende de gang van zaken bij de renovatie van de Kleyn-woningen, dat daarover aangifte bij de politie gedaan werd. Een zaak die overigens nooit voorgekomen is.
Ook bij deze aktiviteit bleek alle begin moeilijk te zijn. Het drukken moest aanvankelijk gebeuren met behulp van een toentertijd al antieke stencil-machine. Bij een oplage van 1300 stuks is dit een zware opgave, zowel voor mens als machine. Het is dan ook verschillende keren voorgekomen, dat de machine de geest gaf en onder hoge tijdsdruk de halve stad afgezocht werd om een vervangend apparaat te vinden. Vandaar dat al spoedig besloten werd om de verzorging van het drukwerk uit te besteden. Wel bleven de leden zelf vergaren, nieten, vouwen en huis-aan-huis bezorgen.
Voor het schrijven van de artikelen en het opmaken van de lay-out was een aparte redaktie benoemd, hoewel de groep als zodanig verantwoordelijk bleef voor de inhoud. Gezien de doelstelling werd dit blad gratis verspreid, zodat iedere bewoner in de gelegenheid was om het te lezen. De kosten werden gedeeltelijk betaald uit de opbrengsten van de advertenties en voor het resterend deel door het opbouwwerk.
Omdat de onderwerpen doorgaans droge kost waren, werd gepoogd om de essentie daarvan uit te beelden in cartoons, waardoor het blad op het eerste oog een aantrekkelijk eigen gezicht kreeg.
Ter verhoging van de leesbaarheid werd eind 1980 een begin gemaakt met de maandelijks terugkerende avonturen van Bèrke. De eerste aflevering was een kerstverhaal. Gezien de enthousiaste reakties die daarop binnenkwamen werd besloten om hiermee door te gaan. Omdat veel mensen hun eigen situatie herkenden in deze verhaaltjes groeide Bèrke uit tot een alom gerespecteerd figuur in de buurt, die bijvoorbeeld tijdens inspraakbijeenkomsten regelmatig geciteerd werd. Het beeldje dat van hem gemaakt is moet dan ook vooral gezien worden als een blijvende herinnering aan dit ingrijpende stadsvernieuwingsproces.
In totaal zijn er 13 jaargangen uitgegeven die samen 136 nummers omvatten.
Omdat ieder nummer in principe uit zes dubbelzijdig bedrukte vellen bestond plus de omslagen en er doorgaans 1300 exemplaren gemaakt werden per keer, moeten er in totaal 2.475.200 vellen bedrukt, gesorteerd, gevouwen en geniet zijn.
Op twee vellen stonden advertenties en op vier vellen redaktionele tekst. Dat waren 16 pagina’s. In totaal zijn er 2176 pagina’s volgeschreven.
Gemiddeld werden deze boekjes op 1200 huisadressen bezorgd door acht leden. Ervan uitgaande dat ieder van hen daarvoor 2 kilometer moest lopen, betekent dit dat erin totaal 2176 km afgelegd zijn voor dit doel. En dat zonder schoenkostenvergoeding! Bij gelegenheid is eens uitgerekend dat de uitgave van één nummer, voor het gedeelte dat door de leden van de Bewonersstuurgroep verzorgd moest worden, minstens 30 uur in beslag nam. Dit houdt in dat in totaal 4080 uren hieraan zijn besteed.
Daarvoor eveneens een uurloon van f. 25,- aanhoudend resulteert dit in een totale kostprijs van f. 102.000,-.
Informatiecentrum ’t Stuurhoes
Een vaak terugkerende tijdsinvestering vormde de exploitatie van het informatiecentrum ” ’t Stuurhoes”.
Tijdens de openstelling, ook wel spreekuren genoemd, kregen de buurtbewoners gelegenheid om hun vragen of problemen in verband met de stadsvernieuwing aan de bewonersstuurgroep voor te leggen. Van de andere kant was deze zodoende in de gelegenheid om voeling te blijven houden met wat er onder buurtbewoners leefde. Tevens maakten leden van de bewonersstuurgroep van deze gelegenheid gebruik om tussen de vergaderingen door lopende zaken met elkaar te bespreken of te regelen. Een vaste stelregel was dat er tenminste twee leden per keer aanwezig dienden te zijn. Aanvankelijk werd van maandag tot en met vrijdag twee uur per dag spreekuur gehouden. Omdat de plannen nog vaag bleven en er zich nauwelijks concrete zaken voordeden, werd van deze service maar weinig gebruik gemaakt. Vandaar dat de openingstijden eerst naar vier en later naar drie keer per week teruggeschroefd werden. Dit bleek uiteindelijk voldoende te zijn. Ook tijdens de jaren dat er topdrukte heerste. Vooral op momenten dat er een fase in voorbereiding of uitvoering was kwamen de bewoners regelmatig binnenlopen. Hoewel hiervan geen registratie bijgehouden is, zal een gemiddelde van 4 bezoekers per spreekuur in de periode 80-87 niet ver bezijden de werkelijkheid liggen. Na 1988 begon dit aantal uiteraard geleidelijk terug te lopen en werd het aantal spreekuren tot twee per week teruggebracht.
Ook van deze aktiviteit is het interessant om de inzet in cijfers uit te drukken. Uitgaande van een gemiddelde van 3 spreekuren gedurende 48 weken per jaar komen we uit op een totaal van 2070 stuks, waarmee 4140 uren gemoeid zijn.
Aannemende dat er per keer minstens 3 stuurgroepleden aanwezig zijn geweest, dan hebben die gezamenlijk 12.420 werkuren aan deze activiteit besteed.
Ook nu weer uitgaande van f. 25,- per uur zou de totale kostprijs f. 310.500,- zijn.
Een gemiddelde van vier bezoekers aanhoudend moeten dit er in totaal rond de 8280 geweest zijn, waaraan gemiddeld 1,5 uur besteed is.
Iedere bezoeker kreeg zodoende voor f. 37,50 aan gratis advies mee naar huis.
Verhuishulp
Uit contacten met bewoners van buurten die reeds ervaring opgedaan hadden met stadsvernieuwing was bekend, dat de daarmee samenhangende één- of tweemalige verhuizingen voor veel mensen problematisch was.
Zo bleek de verhuisvergoeding die eerst f. 3000,- bedroeg en later verhoogd werd tot f. 4000,- te laag om naast de herinrichtingskosten ook nog eens een verhuisbedrijf te betalen. Vandaar dat de bewoners zelf hun verhuizing(en) organiseerden.
Voor mensen die jong waren of over een omvangrijke familie of kennissenkring beschikten hoefde dit geen onoverkomelijke moeilijkheid te vormen. Dat was het doorgaans wel voor ouderen of gehandicapten. Een groep die meestal ook over beperkte financiële middelen beschikt.
Om vooral deze categorie van dienst te zijn, vormden een drietal leden van de Bewonersstuurgroep een werkgroep “verhuishulp”.
Tegen een bedrag van f. 100,- per keer, inclusief de huur van een bestelbusje, werd deze hulp selectief verleend. In de eerste fase leverde dit nauwelijks problemen op. Toen mensen echter steeds meer een beroep hierop gingen doen en in sommige gevallen zelfs hulp gingen eisen, bleken de selectiecriteria aanvechtbaar en daardoor ook moeilijk verdedigbaar te zijn. Vandaar dat deze vorm van dienstverlening al tijdens de tweede fase afgebouwd werd.
Een ander bekend probleem in relatie tot de tijdelijke huisvesting is het opslaan van de inboedel die niet meegenomen kon worden naar de vervangende woning. Doorgaans worden daartoe containers afgehuurd, wat duur en niet geheel zonder risico is. Met name diefstal en condensvorming zijn veel voorkomende problemen.
Vandaar dat de Bewonersstuurgroep op zoek gegaan is naar betere opslagmogelijkheden. Deze werden gevonden in kelders onder het schoolgebouw in Mariaberg, het klooster op de Tongerseweg, flats in Malberg en Daalhof. Het beheer hiervan werd eveneens verzorgd door de werkgroep verhuishulp.
Op deze manier werden de kosten beperkt tot f. 25,- per opslag.
Uit oogpunt van bewaking en controle kon het beheer van deze ruimte slechts door een beperkt aantal mensen uitgevoerd worden. Dit kostte hen veel tijd, want steeds als er spullen gebracht en gehaald werden, moest een lid van de werkgroep daarbij aanwezig zijn om toezicht te houden.
Aanvankelijk stelde de werkgroep zich in deze soepel op. Toen echter bleek dat mensen hiervan misbruik gingen maken en onredelijke eisen gingen stellen, werden de regels voor het gebruik van de opslagruimte aangescherpt. Diverse malen heeft dit tot spanningen geleid, zowel tussen leden van de Bewonersstuurgroep onderling, als met bewoners die zich hierin niet konden vinden. In de loop der jaren zijn deze het steeds meer vanzelfsprekendheid gaan vinden ,dat hen deze geldbesparende service aan-geboden werd. Vandaar dat het steeds ondankbaarder werk werd om te doen. Omdat men niemand tekort wilde doen is desondanks de moed opgebracht om hiermee tot het einde door te gaan.
In al die jaren hebben er rond de 600 bewoners van deze opslagmogelijkheid gebruik gemaakt. Voor het brengen en ophalen moest per gebruiker al gauw 3 uur uitgetrokken worden, zodat hiermee in totaal 1800 uur gemoeid zijn.
Omgerekend in uurloon is er op deze wijze voor f. 45.000,- aan vrijwilligerswerk verricht.
Huisbezoeken
Een onderdeel van het stadsvernieuwingsproces is dat de bewoners meerdere malen thuis bezocht worden door vertegenwoordigers van hun corporatie in verband met de inspraak, het tekenen van een renovatiecontract of een nieuw huurcontract, de opname van de woning en de verhuizingen.
Ter assistentie van de huurders hierbij ging doorgaans een lid van de Bewonersstuur- groep mee. Daarnaast was dit een goed middel om met bewoners in contact te komen en te blijven.
Gemiddeld zullen er per gezin 3 van zulke bezoeken plaatsgevonden hebben. Ervan uitgaande dat er zo n 1100 adressen bezocht moeten zijn, hebben er minstens 3300 huisbezoeken plaatsgevonden.
In de rooster werd daarvoor een half uur per bezoek uitgetrokken. In totaal heeft dit 1650 werkuren gekost.
Uitgedrukt in uurkosten houdt dit een bedrag van f. 41.250,- aan vrijwilliggerswerk in.
Buurtfeest
Vanaf 1987 begonnen de aktiviteiten in het kader van de stadsvernieuwing een dalende lijn te vertonen. Daardoor kwam er binnen de Bewonersstuurgroep tijd vrij om zich met andere zaken bezig te kunnen houden.
Zo was er bij de herinrichting van het Volksplein steeds vanuit gegaan dat dit op de eerste plaats een “doe-plein” en geen “kijk-plein” moest worden.
Om het goede voorbeeld te geven besloot de Bewonersstuurgroep om bij gelegenheid van de officiële ingebruikname van het opgeknapte plein een openingsfeestje te bouwen. Voor de uitvoering daarvan was de groep te klein, zodat voor de noodzakelijke hulp een twintigtal buurtbewoners aangeworven werden.
Zowel de bezoekers als deze medewerk(st)ers waren na afloop erg enthousiast over deze manifestatie. Vandaar dat besloten werd om hiervan, weliswaar in een uit- gebreidere opzet, een jaarlijks terugkerende traditie te maken.
Deze aktiviteit heeft inmiddels bekendheid verworven als het Buurtfeest Volksplein. Grofweg berekend zijn in de organisatie van de eerste editie 250 werkuren gestopt. Indien hiervoor het gehanteerde uurloon zou zijn betaald had dit f. 6.250,- gekost.
Incidentele aktiviteiten
Naast alle genoemde terugkerende werkzaamheden, zijn er ook incidentele aktiviteiten geweest die veel werk en tijd gekost hebben.
Zoals de acties die samen met andere bewonersgroepen gevoerd zijn ter verhoging van de verhuiskostenvergoeding en het verwerven van een technisch geschoold bewoners- deskundige voor Maastricht.
Nadat dit gelukt was hebben leden van de Bewonersstuurgroep zitting genomen in de begeleidingscommissie van de Technische Bewoners Deskundige. Ook is er mee- gewerkt aan landelijke en plaatselijke akties tegen stijging van de woonlasten. In dat verband werden bewoners geholpen bij het opstellen van een bezwaarschrift tegen de jaarlijkse huurverhoging.
Gezien de onbekendheid met het functioneren van het centrale verwarmingssysteem werd in samenwerking met het Consumentenwerk de Energiegroep Blauw Dorp opgericht. Deze verstrekte informatie over het doelmatig omgaan met energie.
Omdat er in dit werk altijd wel iets te leren valt werd er regelmatig op excursie gegaan naar stadsvernieuwingsbuurten elders in het land. Ook werden groepen die in Maastricht kwamen kijken ontvangen.
Bij dit werk is het een voorwaarde om contacten te onderhouden met de plaatselijke politiek. Zodoende werd er regelmatig gemeentelijke commissievergaderingen bijgewoond. Ook werden raadsleden verzocht zelf eens poolshoogte in de buurt te komen nemen. Maar ook in Den Haag was er belangstelling voor dit projekt. Zo is tot tweemaal toe Marcel van Dam op bezoek geweest. Eén keer als lid van de tweede-kamerfractie van de PvdA en één keer als verantwoordelijke staatssecretaris van Volkshuisvesting. In die hoedanigheid is tevens zijn opvolger Gerrit Brokx op werkbezoek geweest.
In 1987 werden in Maastricht de eerste gesprekken opgestart over buurtbeheer. In het vooruitzicht dat de stadsvernieuwing ten einde liep en de bewoners in deze buurt ervaring opgedaan hadden met het bewaken van het welzijn van hun buurt, lag het voor de hand dat Mariaberg aangewezen werd als een van de experimentbuurten. Vandaar dat de Bewonersstuurgroep vanaf het allereerste begin betrokken is geweest bij de gedachtenvorming over de invulling van het begrip buurtbeheer. Toen hieraan inhoud gegeven moest worden werd er vanaf 1989 deelgenomen aan de aktiviteiten van het inmiddels in leven geroepen Buurtplatform.
Vanuit de kennis opgedaan met het informatiecentrum werd door leden van de Bewonersstuurgroep eveneens een bijdrage geleverd aan het opzetten van een Buurt- informatiecentrum.
Omdat de tijd besteed aan deze werkzaamheden grotendeels gecombineerd werd met het uitvoeren van andere taken is het ondoenlijk om hierover een enigermate betrouwbare ureninzet te geven.
Administratie
Het spreekt vanzelf dat een bewonersgroep die zich met zo’n uitgebreid takenpakket dient bezig te houden, over een goede organisatie moet beschikken.
Dit lukt alleen als er op een overzichtelijke wijze administratie gevoerd wordt.
Zo moest voor iedere vergadering een agenda gemaakt worden en uitnodigingen verstuurd. Uiteraard werden er van deze bijeenkomsten ook notulen gemaakt.
Het schrijven van brieven, vergaderstukken, notas en inspraakreacties bleek eveneens een noodzakelijk onderdeel van dit werk te zijn. Bovendien diende dit goed en zorgvuldig te gebeuren, want anders zouden dit soort zaken wel eens tegendraads kunnen gaan werken.
Uiteraard kwamen er ook massa’s post binnen. Omdat deze dikwijls waardevolle informatie bevatte kon deze niet zonder meer in een la gegooid worden om na een poosje vernietigd te worden. Dus moest er ook een postboek en archief bijgehouden worden. Tevens zal het niemand verwonderen dat het funktioneren van een dergelijke groep ook geld kost, zoals huur van het informatiecentrum, energieverbruik, schoonmaakkosten, telefoon, porti, kantoorartikelen en vergaderkosten. Deze uitgaven werden grotendeels betaald uit subsidie die de gemeente hiertoe verstrekte en zelf verworven inkomsten. Daarover moest uiteraard verantwoording afgelegd worden en dat kan alleen door het voeren van een boekhouding. Ook het beheren van het informatiecentrum en de inventaris, het onderhouden daarvan en het doen van inkopen waren taken die tijd en energie vroegen.
Al met al een takenpakket waarvan de buitenwacht niet veel merkt als het goed gebeurt en waarvan het eveneens moeilijk is om een redelijk nauwkeurige urenverantwoording te geven.
De begeleiding
Zoals al eerder vermeld is de Bewonersstuurgroep ontstaan op initiatief van P. Wijck- mans, die indertijd als opbouwwerker in dienst van het voormalige Instituut voor Sociaal Werk in Mariaberg werkzaam was.
Hiertoe bleef zijn inbreng echter niet beperkt. Hij hielp ook mee met het uitbouwen van de organisatie, vorm geven aan de doelstellingen van de groep en het ontwikkelen van de kennis en vaardigheden van de leden op het gebied van de stadsvernieuwing.
In de eerste jaren werd hij daarbij geholpen door de collega’s L. Mampaey en G. Prorn- pers. Aangezien beiden een studie volgden kregen zij langs deze weg de gelegenheid om praktijkervaring op te doen.
Vanwege een baan elders vertrok L. Mampaey eind 1976 en na het behalen van zijn diploma hield de heer G. Prompers er in 1978 mee op.
Ondertussen hadden de bewonersstuurgroepleden de waarde van een goede ondersteuning leren waarderen. Omdat P. Wijckmans de weggevallen uren in zijn eentje niet kon compenseren, werd er aktie ondernomen om deze op een andere manier weer ingevuld te krijgen.
In eerste instantie was deze gericht op de uitbreiding van de personele bezetting van de afdeling Mariaberg, zodat Wijckmans meer tijd aan de stadsvernieuwing zou kunnen besteden. Later werd er uitdrukkelijk gevraagd om een full-time functionaris, die zich uitsluitend met deze taak zou gaan bezighouden.
Daarover is gedurende twee en een half jaar onderhandeld met de directie van het Stedelijk Instituut voor Sociaal Werk en de gemeente, waarbij het idee ontstond dat men van het bekende kastje naar de muur gestuurd werd.
Hieraan kwam een einde toen in 1980 J. Verham aangewezen werd om het werk van de Bewonersstuurgroep te gaan begeleiden. Omdat hij daarnaast nog andere taak in de stadsvernieuwing in het westelijke stadsdeel moest verrichten, werd voor Mariaberg/ Blauw Dorp 25 uur per week beschikbaar gesteld.
Vanwege de vrees dat dit nog onvoldoende zou blijken was de Bewonersstuurgroep in eerste instantie niet echt gelukkig met deze uitkomst. Op basis van bindende afspraken over de invulling van zijn takenpakket kon daarmee uiteindelijk toch ingestemd worden.
De waarde van deze overeenkomst komt misschien nog het best tot uiting in een uitspraak van een van de leden tijdens een vergadering van de Bewonersstuurgroep een goed jaar later. Deze liet daarin haar bezorgdheid blijken over het feit, dat de opbouwwerker teveel werk deed. Ze was bang dat daardoor de leden van de groep passief langs de kant gingen staan toekijken, wat toch ook weer niet de bedoeling kon zijn.
Een soortgelijke opmerking is in de loop van de daaropvolgende jaren nog verschillende malen gehoord.
Hoewel van de kant van het Stedelijk Instituut voor Sociaal Werk en later door de stichting Trajekt tot tweemaal toe serieus gepoogd is om tussentijds de oorspronkelijk gemaakte afspraken ten nadele van zijn tewerkstelling in de stadsvernieuwing te herzien, is J. Verham op basis daarvan tot het einde hierin werkzaam gebleven. Ter ondersteuning van de eigen bewonersgroep van de El. Strouvenlaan (8e fase) is vanaf 1989 zijn collega J. Segerink nog ingeschakeld.
De taken van de begeleiders liepen grotendeels parallel aan het werk dat door de Bewonersstuurgroep verricht werd.
Zo leverden zij een geheel eigen bijdrage aan de vergaderingen van de groep door deze mee voor te bereiden, te zorgen voor achtergrondinformatie en een goede terugkoppeling. Daarbij werd tevens de verslaglegging verzorgd.
Ter ondersteuning van de bewoners- afvaardiging werd in de regel meegegaan naar vergaderingen in het kader van de gemeentelijke projectorganisatie en de bouwvergaderingen.
Een belangrijke bijdrage is ook steeds geleverd aan het schrijven van artikelen voor Oonder Us en de verzorging van het daarbij behorende typewerk en de lay-out. Ook behoorde het tot hun taken om aanwezig te zijn in het Informatiecentrum tijdens de spreekuren. Gezien hun kennis van de sociale kaart en van de in de stadsvernieuwing gebruikelijke regelingen kon daarvan dankbaar gebruik gemaakt worden.
Indien nodig werd er ook incidenteel ingesprongen bij activiteiten van de werkgroep verhuishulp en het afleggen van huisbezoeken. Nadat de leden op deze onderdelen eenmaal goed ingewerkt waren bleek nog maar weinig ondersteuning nodig te zijn.
Bij de organisatie en uitvoering van het eerste buurtfeest is de opbouwwerker ook intens betrokken geweest. Gebruik makend van de daarmee opgedane ervaringen groeide de kennis van de groep in deze snel, zodat zijn begeleiding op dit onderdeel geleidelijk afgebouwd kon worden.
Bij de als incidenteel vermelde aktiviteiten heeft de opbouwwerker steeds een initiërende en stimulerende rol vervuld.
Een belangrijk aandeel heeft hij ook geleverd ten aanzien van het administratieve werk, zoals het maken van verslagen, het schrijven van brieven, nota’s en inspraakreacties, het bijhouden van het archief en het voeren van een controleerbare boekhouding. Gezien de aard van dit werk is daarvoor immers enige scholing vereist.
Naast de ondersteuning door een opbouwwerker is in de periode 1984-1987 ook door het maatschappelijk werk, in de persoon van mevr. M. Simons, een beroepsmatige bijdrage geleverd. Vanwege haar werkervaringen elders in de stadsvernieuwing was zij in zekere zin gespecialiseerd in het omgaan met de persoonlijke problematiek van bepaalde bewoners. Van deze vorm van hulpverlening is door diverse mensen dankbaar gebruik gemaakt. Daarnaast hebben bewonersstuurgroepleden van haar kunnen leren, op welke manier zij eventueel zelf met dit soort zaken konden omgaan.
Terugkijkend kan geconcludeerd worden dat er ook in dit projekt bewezen is, dat vrijwilligers en beroepskrachten samen een kwalitatief en kwantitatief goed stuk werk kunnen afleveren.
Resultaten
Het zal eenieder na het lezen van dit hoofdstuk duidelijk zijn dat er door de Bewoners- stuurgroep een enorme brok werk verricht is gedurende de vijftien jaren van haar bestaan. Daarbij kan natuurlijk de vraag gesteld worden, in hoeverre het allemaal de moeite waard is geweest.
Omdat dit soort werk niet leidt tot een zichtbaar en daardoor ook beoordeelbaar produkt zijn resultaten moeilijk aanwijsbaar.
Wel durven we, samen met andere participanten in het stadsvernieuwingsproces vast te stellen, dat tengevolge van de wijze waarop de Bewonersstuurgroep de belangen van de bewoners behartigd heeft en de spanning die mede daardoor opgeroepen werd, alle partijen geprikkeld werden om een zo’n goed mogelijk resultaat na te streven.
En daar was het toch eigenlijk allemaal om te doen!