Inleiding

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op de technische aspekten van de stadsvernieuwing. In aansluiting op de praktijksituatie wordt daarbij onderscheid gemaakt tussen vervanging of verbetering van het woningbestand en het verbeteren van de woonomgeving. Uiteraard werd daarbij de coördinatie tussen beide niet uit het oog verloren worden. Dat werd bewaakt door de Gemeentelijke Stuurgroep, samengesteld uit ambtelijke vertegenwoordigers van de diverse gemeentelijke afdelingen, afgevaardigden van de bouwverenigingen, het Buro Inspraak en Ondersteuning en enkele leden van de Bewonersstuurgroep.
Door het samenstellen van een Structuurschets, die als basis diende voor de uitwerking van meer gedetailleerde plannen en het vaststellen en bewaken van de grote lijnen, werd de coördinatie vorm gegeven.

Uit een inventarisatie bleek dat ruim 90% van de woningvoorraad in Blauw Dorp/ Mariaberg eigendom was van de corporaties St.Servatius, St.Mathias en Beter Wonen. Het merendeel (79%) beschikt over 3 slaapkamers, 8% van de woningen heeft zelfs vier of meer slaapkamers . Gemeten naar deze cijfers zijn er dus maar weinig kleine woningen.
Echter uitgaande van de vloer-oppervlakte, – de meerderheid (62%) had een oppervlakte van minder dan 60 rrr – worden ze toch tot de kleine woningen gerekend. Volgens een globaal onderzoek werd de bouwtechnische toestand over het algemeen als “matig” beoordeeld, terwijl de woontechnische toestand aanzienlijk slechter uit de bus kwam. De inrichting van de woonomgeving bleek niet meer aan de eisen van deze tijd te voldoen.
Op basis van deze gegevens werd in de nota “Stadsvernieuwing in Maastricht, doelstellingen en programma 1975” Blauw Dorp/Mariaberg in de eerste urgentieklasse geplaatst. Daarmee werd uitgesproken dat op korte termijn ter plaatse de stadsvernieuwing planmatig en systematisch aangepakt moest worden. Derhalve besloot de gemeenteraad op 4 mei 1977 om deze buurt tot “stadsvernieuwingsgebied” te verklaren. Dit gebeurde op basis van de volgende factoren:

  1. eenzijdige samenstelling van de bevolking (leeftijdsopbouw, inkomstenniveau, maatschappelijkheid);
  2. slechte bouwtechnische toestand van woningen en/of gebouwen;
  3. slechte woontechnische toestand van woningen;
  4. onvolledigheid en te grote spreiding van voorzieningen (winkels, andere gebouwen), gebrek aan centrumvorming;
  5. gebrek aan recreatiemogelijkheden, o.a. speelgelegenheid;
  6. gebrek aan parkeervoorzieningen;
  7. slechte toestand van binnenterrein (te vol gebouwd), waardoor gebrek aan licht- en luchttoetreding tot de woningen;
  8. gebrekkige inrichting van openbare ruimte (slechte begaanbaarheid, onvoldoende groen e.d.);
  9. verkeersoverlast als gevolg van gebreken in de infra-structuur;
  10. het reeds gestart zijn van het stadsvernieuwingsproces.

Samenvattend werd de hoofddoelstelling als volgt geformuleerd:
“Het stadsvernieuwingsproces dient gericht te zijn op een zodanige inrichting van de woonbuurt Blauw Dorp, dat deze ook in de toekomst als een volwaardige woonbuurt kan functioneren.”

Na aanleiding van de nota “Stadsvernieuwing 1975” werd door de Bewonersstuurgroep een brief gericht aan de gemeenteraad, waarin ze via een aantal “Bewoners- uitgangspunten” haar visie op de toekomst van de buurt kenbaar maakte. Samenvattende werd daarin uitgedrukt, dat de veranderingen niet ten nadele van de huidige bewoners mochten gaan en er geen voorzieningen aangebracht dienden te worden ten koste van bestaande woningen.
In april 1975 besloot de gemeenteraad dat met deze uitgangspunten zoveel mogelijk rekening gehouden diende te worden, afhankelijk van de financiële haalbaarheid en ruimtelijke mogelijkheden.

A. De bouw- en woontechnische woningverbetering

Uit het vooronderzoek was geconcludeerd , dat een groot aantal woningen niet meer voldeed aan de hedendaagse woontechnische eisen.
Derhalve werd het verbeteren van de bouw- en woontechnische kwaliteit van het woningbestand, met inachtneming van de financiële mogelijkheden, als een noodzakelijke ingreep gezien. Daarbij moest rekening gehouden worden met de inkomsten- positie van de huidige bewoners.
Het door de gemeente aangewezen stadsvernieuwingsgebied omvatte 1260 huizen. Voorop stond dat een dergelijk hoog aantal niet tegelijkertijd aangepakt kon worden. Als dit al organisatorisch realiseerbaar zou zijn, was het vanuit sociaal-maatschappelijke overwegingen onaanvaardbaar om de buurt op zo’n manier op zijn kop te zetten. Zoals bij dit soort grootschalige projekten gebruikelijk, werd er in het raadsbesluit van 1977 vastgelegd om in zeven opeenvolgende fasen te gaan werken.

Eén zo’n fase omvatte doorgaans ongeveer 150 woningen. Uit ervaring was immers gebleken, dat ingeval van woningverbetering het betrekken van rond 30 woningen in één bouwstroom, de meest efficiënte aanpak was. Daarbinnen kon immers door de verschillende specialisten aaneensluitend doorgewerkt worden.
Bij de begrenzing van de fasen in Blauw Dorp/Mariaberg werd rekening gehouden met de eigendommen van de diverse corporaties. Vandaar dat er toch grote verschillen in het aantal woningen per fase ontstonden.
Om de inmiddels in tijd opgelopen achterstand in te halen werd er bovendien een kwantitatief grote eerste fase vastgesteld. Later werd deze toch weer opgedeeld in een fase A en B. Bovendien werd er in de loop der jaren nog het complex 65 systeem -Kleynwoningen en het complex 103 woningen, beide van St. Mathias, en het complex 35 woningen El. Strouvenlaan van St. Servatius aan toegevoegd. Tijdens de voorbereidende fase werd de vierde fase alsnog in een A- en B-fase opgedeeld. Daarna werden de fasen 4b en 5 weer samengevoegd.

Daardoor zijn er uiteindelijk 10 fasen geweest. In totaal omvatten deze 1258 woningen. Belangrijk was uiteraard ook de volgorde van de verschillende fasen. Hierbij ging het immers over de vraag wie het eerst en wie het laatst aan de beurt zou komen.
Na veel discussie werd uiteindelijk besloten om te beginnen aan de kant van de Brouwersweg en zoveel mogelijk richting El. Strouvenlaan te werken, waar de eindstreep getrokken werd. Aangezien er met de eigendomsverhoudingen rekening werd gehouden en er tussentijds, zoals vermeld, wijzigingen werden aangebracht, kon deze lijn niet zo strak gevolgd worden als aanvankelijk gepland was.
Als startjaar werd uiteindelijk 1979 vastgesteld en in 1986 werd de aanvang van de laatste fase gepland. Als gevolg van de uitbreiding van het stadsvernieuwingsgebied en vertragingen, waarvan de oorzaken nog ter sprake komen, vond de afsluiting uiteindelijk driejaar later in 1990 plaats.

Plattegrond indeling bouwfasen.

Plattegrond indeling bouwfasen.

Eerste fase A. en B. St. Servatius

André Severinweg, Proosdijweg, Aert v. Trichtweg 32 woningen.
Mr. Ulrichweg, Proosdijweg, W. Vliegenstraat, Volksbondweg 66 woningen.
Volksbondweg, W. Vliegenstraat 24 woningen.
Mr. Ulrichweg 23 woningen.
Ruttensingel, Mr. Ulrichweg 8 woningen.
Volksplein 9 woningen.
Architect: Architecten werkgroep.
Aannemer: Wilma.


Door de uitloop van de voorbereidingen, ondermeer door het niet kunnen aanwijzen van een nulfase, problemen met het scheppen van tijdelijke huisvestingsmogelijkheden en de discussies over nieuwbouw of renovatie, ging de uitvoering een aantal jaren later van start dan aanvankelijk de bedoeling was. Daardoor was de totale omvang van de eerste fase aanzienlijk hoger dan het gebruikelijke gemiddelde van 150 woningen. Omdat zowel St. Servatius als Beter Wonen ongeveer gelijktijdig hun eigen bestand aanpakten, dacht men de problemen die hierdoor konden ontstaan toch aan te kunnen. Achteraf bleek dat deze fase, waarvan de woningen tot de oudste van de buurt behoren, de meest gecompliceerde was van het hele stadsvernieuwingsproces.
Toen medio 1977 de eerste schetsplannen op tafel kwamen, werd meteen het verschil in visie tussen St. Servatius en Beter Wonen duidelijk. De eerste corporatie maakte er geen geheim van dat haar beleid, aanvankelijk gesteund door de gemeente, bij voorkeur gericht was op de realisering van nieuwbouw. Beter Wonen daarentegen wilde het liefst zoveel mogelijk woningen renoveren.

Deze tegenstelling zaaide onrust en verwarring bij de bewoners, wat zich uitte in emotionele reacties, die mede tot vertraging van de voorbereidingen geleid hebben. Kenmerkend hiervoor is dat pas een dik jaar later, in oktober 1978, de eerste vergadering van de projektgroep 1 e fase plaatsvond. Daarin werd besloten om allereerst met de bewoners te gaan praten over de wens van St. Servatius om zoveel mogelijk nieuwbouw te gaan realiseren.
De minste tegenstand ondervond de voorgenomen afbraak van het blok A. Severinweg, Proosdijweg en A. v. Trichtweg. Gezien de slechte bouwkundige staat waarin deze woningen verkeerden konden alle partijen met de plannen instemmen.
De aansluitende huizen aan de kant van het Volksplein, die van een sterk afwijkend type waren en nog in een redelijke staat verkeerden, wilde men op een later tijdstip renoveren.

Vanwege het grote aantal oudere bewoners in de buurt en het ontbreken van geschikte huizen voor deze leeftijdsgroep, werd besloten om op de vrijkomende plek vooral bejaardenwoningen te bouwen. Daardoor kon tevens de gewenste doorstroming op gang komen.
Eind 1979, aanzienlijk later dan gepland, konden de bouwwerkzaamheden beginnen. Het ontbreken van een zogenaamde nul-fase en de problemen die daardoor ontstonden met het herhuisvesten van de oorspronkelijke bewoners zorgden ervoor dat de startdatum diverse malen verschoven moest worden.
Nauwelijks begonnen stootte men al op niet in die mate voorziene problemen met de ondergrond vanwege de daar rijkelijk aanwezige Kazematten. Ook hierdoor ontstond een aanzienlijke vertraging. Pas in mei 1981 konden de laatste nieuwbouwwoningen opgeleverd worden.
De negen te renoveren woningen aan het Volksplein waren overigens pas in 1983 klaar. Door de opgedane ervaringen en de opstelling van St. Servatius groeide de tegenstand tegen de verdere afbraakplannen in deze fase.

Veel bewoners waren ervan overtuigd dat de afbraak ook uitgevoerd zou worden en accepteerden gretig aanbiedingen om elders te gaan wonen. De leegstaande woningen werden in afwachting van een definitieve beslissing tijdelijk verhuurd aan studenten. Daardoor werd de woonsituatie voor de resterende bewoners als steeds onplezieriger ervaren. St. Servatius werd verdacht van manipulatie, wat aanleiding vormde voor veel bewoners om hardop hun twijfels uit te spreken over de waarde van de inspraak. Om duidelijkheid te krijgen en het geschonden vertrouwen enigszins te herstellen werden de overblijvende bewoners benaderd met de vraag of ze voor of tegen sloop van hun huizen waren. Aangezien de leegstaande huizen opgeteld werden bij de stemmen vóór afbraak , was de uitslag voorspelbaar. De waarde hiervan werd dan ook meteen in twijfel getrokken, waardoor de onderlinge tegenstellingen aangescherpt werden. Dit leidde tot een patstelling. Pas een goed jaar later laaide de discussie weer op, toen het gemeentebestuur aan het bestuur van St. Servatius vroeg om toch nog eens goed te onderzoeken of deze woningen echt niet geschikt waren om te renoveren. Verontwaardigd werd dit als een ongewenste inmenging van de overheid in de autonomie van de bouwvereniging van de hand gewezen.

In september 1980 nam het bestuur van St. Servatius het besluit dat het blok W. Vliegenstraat, Proosdijweg, Mr. Ulrichweg en Volksbondweg, evenals de 23 woningen bovenaan de Mr. Ulrichweg en de 24 woningen op de hoek Volksbondweg / W. Vliegenstraat, gesloopt zouden worden. Alleen de 16 duplex-woningen onderaan de Mr. Ulrichweg en 9 woningen op de hoek Ruttensingel / Mr. Ulrichweg kwamen voor renovatie in aanmerking.
Een maand later werd al inspraak gehouden over de nieuwbouwplannen voor het blok W. Vliegenstraat, Proosdijweg, Mr. Ulrichweg en Volksbondweg. Van de kant van eventuele toekomstige bewoners bestond hiervoor weinig belangstelling.
In april 1981 werd een begin gemaakt met de afbraak van deze karakteristieke woningen, die vanaf het ontstaan van de buurt een gezichtsbepalende rol vervuld hadden.

Vooral de oudere buurtbewoners ervaarden dit als een onherstelbare aantasting van het hart van Blauw Dorp. Extra gemotiveerd door de emotionele reacties, nam de Bewonersstuurgroep zich nogmaals voor om zich tot het uiterste te blijven verzetten tegen de verdere sloopplannen van St. Servatius.
De mededeling in september van dat jaar, dat de gemeente met de sloopplannen akkoord ging, zorgde dan ook voor nieuwe onrust.
Toen begin 1982 daartoe de vergunning afgegeven werd, spande de bewonersstuurgroep als allerlaatste redmiddel een z.g. AROB-procedure aan tegen het gemeentebe- sluit.

In het voorjaar van datzelfde jaar werden de eerste nieuwbouwwoningen in het blok W. Vliegenstraat, Proosdijweg, Mr. Ulrichweg, Proosdijweg opgeleverd. Dit was een mix van bejaardenappartementen en eensgezinswoningen. Eind 1982 werd dit project afgerond.
Debetrekkelijke rust die daarop volgde werd verstoord toen in november 1982 plotsklaps de 24 huizen op de hoek W. Vliegenstraat / Volksbondweg in grote haast werden gesloopt om plaats te maken voor flats voor aflopende gezinnen.
Aangezien de AROB-rechter nog geen uitspraak gedaan had over de verstrekte vergunning, poogde de Bewonersstuurgroep vergeefs de werkzaamheden door middel van een kort geding stop te laten zetten.
Desondanks had St. Servatius kennelijk weinig vertrouwen in een gunstige voortzetting van haar sloopplannen, want in hoog tempo werd aansluitend in januari 1983 gestart met het tegen de grond duwen van de 23 woningen op de Mr. Ulrichweg. Ondanks dat enkele bewoners uit dat blok op dat moment nog niet verhuisd waren.

In diezelfde periode werd eveneens een begin gemaakt met de verbouw van de 16 duplex-woningen onderaan de Mr. Ulrichweg tot acht ruime eensgezinswoningen en de renovatie van de 9 woningen op de hoek Mr. Ulrichweg / Ruttensingel.
Goed anderhalf jaar later, rond de bouwvakvakantie in 1984, konden de werkzaamheden van St. Servatius in deze fase afgesloten worden.
In totaal heeft het aandeel van deze bouwvereniging in de fase 1 a een kleine zeven jaar in beslag genomen.

Woningen aan de A.v. Trichtweg die deel uitmaakten van het complex van 32 woningen van “St. Servatius” (1919), dat in 1979 gesloopt werd.

Woningen aan de A.v. Trichtweg die deel uitmaakten van het complex van 32 woningen van “St. Servatius” (1919), dat in 1979 gesloopt werd.


De bouw van nieuwe huizen aan de A.v. Trichtweg die, behoudens enkele eensgezinswoningen, bestemd zijn voor bewoning door ouderen. Een type woning waar veel vraag naar was.

De bouw van nieuwe huizen aan de A.v. Trichtweg die, behoudens enkele eensgezinswoningen, bestemd zijn voor bewoning door ouderen. Een type woning waar veel vraag naar was.


Doorkijk vanaf de A. v. Trichtweg nadat de oorspronkelijke woningei i gesloopt waren. Op de voor grond is een ingang van de kazematten behouden gebleven om in het vervangende nieuwbouw- complex ingebouwd te worden. Daarachter is een zijgevel zichtbaar van het Ploum-complex, dat eveneens onder de slopershamer is gevallen. De koepel en de torens op de achtergrond zijn van de St. Lambertuskerk.

Doorkijk vanaf de A. v. Trichtweg nadat de oorspronkelijke woningei i gesloopt waren. Op de voor grond is een ingang van de kazematten behouden gebleven om in het vervangende nieuwbouw- complex ingebouwd te worden. Daarachter is een zijgevel zichtbaar van het Ploum-complex, dat eveneens onder de slopershamer is gevallen. De koepel en de torens op de achtergrond zijn van de St. Lambertuskerk.


De hoek Proosdijweg/ A. Severinweg kort nadat deze huizen in 1981 voor bewoning opgeleverd waren.

De hoek Proosdijweg/ A. Severinweg kort nadat deze huizen in 1981 voor bewoning opgeleverd waren.


Niet gesloopt werd het aangrenzend complex van 9 woningen gelegen aan het Volksplein (1918). De foto toont de hoek met de A. v. Trichtweg.

Niet gesloopt werd het aangrenzend complex van 9 woningen gelegen aan het Volksplein (1918). De foto toont de hoek met de A. v. Trichtweg.


Vooraanzicht van de woningen aan het Volksplein waarvan de renovatie in 1983 voltooid werd.

Vooraanzicht van de woningen aan het Volksplein waarvan de renovatie in 1983 voltooid werd.


De kruising Mr.Ulrichweg/Proosdijweg gefotografeerd vóór de afbraak.

De kruising Mr.Ulrichweg/Proosdijweg gefotografeerd vóór de afbraak.


Dezelfde kruising zoals deze er momenteel uitziet.

Dezelfde kruising zoals deze er momenteel uitziet.


De hoek Proosdijweg / W. Vliegenstraat voordat de afbraak plaatsvond. Op de voorgrond enkele van de particuliere panden (1916) die behouden zijn.

De hoek Proosdijweg / W. Vliegenstraat voordat de afbraak plaatsvond. Op de voorgrond enkele van de particuliere panden (1916) die behouden zijn.


Zicht op het binnenterrein tijdens de afbraak van het complex van 66 woningen van “St. Servatius” (1907).

Zicht op het binnenterrein tijdens de afbraak van het complex van 66 woningen van “St. Servatius” (1907).


Hoek Volksbondweg / W. Vliegenstraat tijdens de sloop werkzaamheden.

Hoek Volksbondweg / W. Vliegenstraat tijdens de sloop werkzaamheden.


Dezelfde hoek zoals deze er nu uitziet.

Dezelfde hoek zoals deze er nu uitziet.


De Mr. Ulrichweg voordat deze huizen gesloopt werden.

De Mr. Ulrichweg voordat deze huizen gesloopt werden.


Huidige bebouwing van een gedeelte van de Mr. Ulrichweg.

Huidige bebouwing van een gedeelte van de Mr. Ulrichweg.


De uit 1916 stammende zestien duplex-woningen aan de Mr. Ulrichweg, die oorspronkelijk gesloopt zouden worden, maar uiteindelijk verbouwd zijn tot acht ééngezinswoningen.

De uit 1916 stammende zestien duplex-woningen aan de Mr. Ulrichweg, die oorspronkelijk gesloopt zouden worden, maar uiteindelijk verbouwd zijn tot acht ééngezinswoningen.


Een gedeelte van het complex van 23 woningen van “‘St. Servatius” (1928) dat eveneens plaats heeft moeten maken voor nieuwbouw.

Een gedeelte van het complex van 23 woningen van “‘St. Servatius” (1928) dat eveneens plaats heeft moeten maken voor nieuwbouw.


De nieuwe bouw op de hoek W. Vliegenstraat / Volksbondweg ter vervanging van het oorspronkelijk complex van 29 woningen van “St. Servatius” (1907).

De nieuwe bouw op de hoek W. Vliegenstraat / Volksbondweg ter vervanging van het oorspronkelijk complex van 29 woningen van “St. Servatius” (1907).


Woon-units gelegen aan de Florasingel die dienst deden als vervangende woongelegenheid.

Woon-units gelegen aan de Florasingel die dienst deden als vervangende woongelegenheid.


Eerste fase A Beter Wonen

Proosdijweg, Brouwersweg, Ruttensingel, A. Severinweg, Aert v. Trichtweg.
151 woningen.
Architect: G. Huizinga
Aannemer: Wilma.

Aanzienlijk minder weerstand riepen de renovatieplannen van Beter Wonen in deze fase op. Toch duurde de voorbereiding daarvan ook ruim twee jaar.
In juni 1977 kwamen immers al de eerste schetstekeningen op tafel. Begin 1978 werd de eerste inspraakronde gehouden, terwijl na de bouwvakvakantie in 1979 pas begonnen werd met de uitvoering.
Belangrijkste oorzaken van dit trage tempo waren:

  • de discussies tussen de diverse partijen over de beleidsuitgangspunten en de organisatie van de stadsvernieuwing in deze buurt;
  • de gebrekkige organisatie van de planvoorbereiding en het inspraakgebeuren;
  • het ontbreken van voldoende en geschikte vervangende woonruimte.

Vooral de laatste factor is van invloed geweest op het bepalen van de uiteindelijke startdatum.
Zoals gebruikelijk in Maastricht was het aanvankelijk de bedoeling om bewoners van huizen die ingrijpend verbeterd werden, tijdelijk onder te brengen in stacaravans. Dit bleek echter tot veel frustraties te leiden. Vandaar dat door de Bewonersstuurgroep actie ondernomen werd om de gemeente te bewegen over te gaan tot het plaatsen van zogenaamde woon-units. Deze kunnen vergeleken worden met demontabele noodwoningen, die meer comfort bieden dan sta-caravans.

Het kostte veel overredingskracht en tijd, voordat de gemeenteraad in februari 1979 het besluit nam over te gaan tot de aankoop van 30 van deze units, die geplaatst zouden worden op de groenstrook aan de Florasingel.
In mei van dat jaar werden de eerste 20 stuks afgeleverd. Omdat de nutsvoorzieningen nog aangesloten moesten worden duurde het nog dik drie maanden voordat ze bewoond konden worden.
Daardoor kon pas in september de verhuisbeweging op gang komen.
In maart 1980 werden de resterende 10 units geplaatst en vanaf dat moment begon de stadsvernieuwing eindelijk op volle toeren te draaien.
Daarmee wil niet gezegd zijn, dat dit renovatieproces meteen soepel verliep. Met een achterstand van vijf weken werden de eerste woningen opgeleverd. Dit ging gepaard met enige negatieve publiciteit.
Ondanks dat er achteraf gesproken kon worden van de riantste renovatie – voor zover mogelijk kregen alle woningen een grote of kleine uitbouw tegen een lage prijs van gemiddeld f. 50.000,- per woning – waren de bewoners teleurgesteld over het eindresultaat. Vooral de kwaliteit en de afwerking werden kritisch beoordeeld.

Ook de inspanning die door de bewoners geleverd moest worden om de renovatie haalbaar te maken, bleek zwaarder te zijn dan men had gedacht.
Vanwege gebrek aan ervaring van alle participanten met woningverbetering op deze schaal in deze buurt, niet voorziene problemen van bouwtechnische aard en onderaannemers die hun verplichtingen niet nakwamen, duurde dit projekt 13 weken langer dan als uiterste einddatum gepland was. Pas in december 1981 kon de laatste woning opgeleverd worden.

Dit projekt kende nog een vermeldenswaardig staartje. Nadat er begonnen was met het noodzakelijke breekwerk kwam men al snel tot de ontdekking dat de spouwmuren niet geschikt waren om de voorgenomen isolatie aan te brengen. Daarom werd dit onderdeel uit het plan geschrapt.
Enkele slimme buurtbewoners herinnerden zich echter, dat de gevelisolatie wel in de huurprijs doorberekend was. Zij waren dan ook van mening dat alsnog op een andere wijze geïsoleerd moest worden, of de huurprijs verlaagd diende te worden.
Omdat het eerste doel technisch nauwelijks realiseerbaar was, werd besloten om aktie te voeren voor huurverlaging.
Het had heel wat voeten in de aarde voordat dit doel bereikt werd. Zelfs de minister van Volkshuisvesting werd daarbij betrokken. Al met al duurde het tot juni 1987, voordat de betreffende huurders met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 1981 f. 1,22 per maand terugbetaald kregen.

“De Limburger” maart 1980.

A. v. Trichtweg tijdens renovatie – werkzaamheden.

A. v. Trichtweg tijdens renovatie – werkzaamheden.


A. v. Trichtweg tijdens renovatie – werkzaamheden.

A. v. Trichtweg tijdens renovatie – werkzaamheden.


In de eerste fase a. van “Beter Wonen ” ontstonden door het opschonen van de grote binnenterreinen tot dat moment niet zichtbare hoogteverschillen, die met veel moeite opgevangen werden. Er werden bergingen gebouwd en de tuinen moesten geheel opnieuw ingedeeld en ingericht worden. De foto geeft een beeld van zo ’n binnenterrein kort na de oplevering van de betreffende woningen.

In de eerste fase a. van “Beter Wonen ” ontstonden door het opschonen van de grote binnenterreinen tot dat moment niet zichtbare hoogteverschillen, die met veel moeite opgevangen werden. Er werden bergingen gebouwd en de tuinen moesten geheel opnieuw ingedeeld en ingericht worden. De foto geeft een beeld van zo ’n binnenterrein kort na de oplevering van de betreffende woningen.


Zicht op de Proosdijweg kort na de stads vernieuwing.

Zicht op de Proosdijweg kort na de stads vernieuwing.

Fase 1 Artifort-complex

Architect: Albertz en Swinkels / Passchier
Aannemer: Wilma.

Een curieuze rol in de geschiedenis van de stadsvernieuwing heeft het Artifort- complex gespeeld. Dit beslaat een aantal fabriekshallen tussen de Brouwersweg en Annalaan.
Omdat particulier en gemeenschapsbelang hier nauw met elkaar verbonden waren, werd de ontwikkeling van dit projekt op uitdrukkelijk verzoek van de eigenaar buiten de openbaarheid voorbereid. Derhalve kunnen in deze alleen de voor iedereen waarneembare feiten beschreven worden.
Toen de plannen voor de stadsvernieuwing concrete vormen begonnen aan te nemen, werd het aankopen van het Artifort-complex in overweging genomen. Gedacht werd aan het slopen van de bestaande hallen om op de vrijkomende grond woningen te bouwen. Deze zouden dan dienst kunnen gaan doen als zogenaamde nul-fase. Bewoners van de eerste fase kregen zo de mogelijkheid om eenmalig binnen de eigen buurt te verhuizen. Daardoor kwamen er voldoende woningen vrij ter verwezenlijking van een vlotte start van deze fase.
Aanvankelijk leek de eigenaar hierin wel geïnteresseerd te zijn, omdat deze het hele productieproces over wilde plaatsen naar een nieuwe fabriek in Lanaken.
Toen dit plan voorlopig tot onbepaalde datum werd uitgesteld werden de onderhandelingen over verkoop afgebroken. Vanwege het ontbreken van een redelijk alternatief besloot de gemeente om het stadsvernieuwingsproces alsnog zonder nul-fase op te starten. Van de andere kant werd toch de mogelijkheid opengehouden om over de verwerving van dit complex ten behoeve van de gewenste uitbreiding van de woonfunktie te blijven praten.

In september 1983 werd deze kwestie weer aktueel en werden de onderhandelingen heropend. De mogelijkheid werd besproken om het oudste deel van de fabriek, de voormalige brouwerij aan de kant van de Annalaan, af te breken. Daardoor zou plaats gemaakt worden voor de realisering van een dertigtal flats in het kader van de woning- wetsfeer, en een complex dure huurappartementen in de vrije sector.
De produktiecapaciteit zou beperkt worden tot de hallen aan de kant van de Brouwers- weg, waar een laad- en losplaats ingericht zou worden.
Dit plan wekte vooral bij de bewoners aan de Brouwersweg veel irritatie, omdat zc meenden dat hun woongenot daardoor zou verminderen.
Toen ze op een informatiebijeenkomst in juni 1984 vernamen dat ze hierover geen inspraak kregen verlieten ze uit protest allemaal deze bijeenkomst.
Bij de uitvoering van de verbouwingsplannen van Artifort begin 1985 brak er brand uit, waardoor een deel van het complex onherstelbaar vernield werd. Reden om de werkzaamheden stop te zetten.

as in april 1986 kwamen nieuwe plannen naar buiten. Het gedeelte op de hoek Volks- plein/Brouwerswcg zou ingericht worden t.b.v. studentenhuisvesting. De daarachter liggende hal, die het zwaarst onder het vuur geleden had, zou afgebroken worden. Op die plek dacht de gemeente iets te gaan bouwen voor milieuvriendelijke bedrijfjes. Tussentijds was er wel doorgewerkt aan de nieuwbouw aan de kant van de Annalaan, die eind 1986 voltooid werd. Rond die tijd werd er ook een aanvang gemaakt met de realisering van de studentenhuisvesting en voorgenomen sloop van de beschadigde hal. Daardoor ontstond er een braakliggende kuil. Het duurde tot 1989 voordat de gemeente een besluit nam over de uiteindelijke bestemming hiervan, een appartementengebouw bestaande uit 32 woningen voor ouderen en op de begane grond ruimte voor een zestal startende bedrijfjes. Deze lokatie bleek echter niet op korte termijn verhuurbaar, waardoor alsnog besloten werd om ook hier woningen in te richten.
In de loop van 1990 werd dit complex opgeleverd.
Daarmee werd een voorlopige streep gezet onder dit projekt, dat gedurende de hele stadsvernieuwingsperiode onderwerp van discussie is geweest.

Een gedeelte van het oude fabriekscomplex van Artifort dat afgebroken is om plaats te maken voor 11 nieuwbouwwoningen.

Een gedeelte van het oude fabriekscomplex van Artifort dat afgebroken is om plaats te maken voor 11 nieuwbouwwoningen.


Gedeelte van de Artifortfabriek gelegen op de hoek Volksplein/Brouwersweg. Het hoge gebouw dat onder meer in gebruik was als magazijn is verbouwd tot een complex studentenwoningen. Het daaraan grenzende gebouw, dat dienst deed als kantoor, is afgebroken om mede plaats te maken voor de bouw van 32 appartementen voor ouderen.

Gedeelte van de Artifortfabriek gelegen op de hoek Volksplein/Brouwersweg. Het hoge gebouw dat onder meer in gebruik was als magazijn is verbouwd tot een complex studentenwoningen. Het daaraan grenzende gebouw, dat dienst deed als kantoor, is afgebroken om mede plaats te maken voor de bouw van 32 appartementen voor ouderen.


Ouderen-appartementen aan de Brouwersweg.

Ouderen-appartementen aan de Brouwersweg.


Studenten-appartementen aan het Volksplein.

Studenten-appartementen aan het Volksplein.

Ploum-complex

Architect: Architectenwerkgroep Zuketto.
Aannemer: Coppens.

Een ander dominant bedrijfsgebouw in de buurt was het zogenaamde Ploum-complex. Van oorsprong is dit de coöperatieve fabrieksbakkerij “DE STER” geweest.
Nadat deze opgeheven werd zijn de gebouwen gekocht door de firma Ploum, die er een groothandel in vestigde. Deze bleek echter niet rendabel te zijn waardoor al bij aanvang van de stadsvernieuwing dit complex, met uitzondering van de bijbehorende bedrijfswoningen, leegstond. Reden voor de gemeente om sloop te overwegen, zodat er ook op deze plek nieuwbouw gerealiseerd kon worden.
In mei 1981 werd hiertoe een schetsplan gepresenteerd. Hoewel daarop niet enthousiast gereageerd werd, besloot de gemeente met de verdere ontwikkeling door te gaan. In het kader van de stadsvernieuwing hoopte men hiervoor van het Rijk een extra subsidie los te weken.
De onderhandelingen over de verwerving verliepen echter uiterst moeizaam, omdat de eigenaar poogde de prijs op te drijven. In een laatste poging om de financiering rond te krijgen werd er in het voorjaar van 1984 een nieuw en soberder plan gepresenteerd. Op basis hiervan leken beide partijen tot overeenstemming te komen, zodat ter voorbereiding van de sloop de nog steeds bewoonde bedrijfswoningen in alle haast ontruimd werden voor 1 januari 1985.
De eigenaar vatte dit blijkbaar op als een nieuwe aanwijzing om de prijs verder op te voeren. Dit werd de gemeente te gortig en teleurgesteld besloot deze nu om alle contacten definitief af te breken.

Twee jaar later werd bekend dat het complex op de particuliere markt alsnog verkocht was. Een projektontwikkelaar maakte nu plannen voor de bouw van een complex bestaande uit 67 een-, twee- en driekamer-appartementen voor de verkoop.
Op de plaats van de magazijnhal aan de Proosdijweg bouwde St. Servatius studenten- woningen.
Met de bouw van een en ander, die anderhalf jaar duurde, werd in september 1988 begonnen, zodat ook dit complex nog net voor het einde van de stadsvernieuwing voltooid werd.

Voormalig Ploum-complex dat na jarenlang touwtrekken afgebroken werd om plaats te maken voor de bouw van koopappartementen. Door de bomen heen zien we aan de linkerkant op de zijgevel een ster in een schild afgebeeld, hetgeen herinnert aan de oorspronkelijke eigenaar van dit pand de coöperatieve fabrieksbakkerij “De Ster”.

Voormalig Ploum-complex dat na jarenlang touwtrekken afgebroken werd om plaats te maken voor de bouw van koopappartementen. Door de bomen heen zien we aan de linkerkant op de zijgevel een ster in een schild afgebeeld, hetgeen herinnert aan de oorspronkelijke eigenaar van dit pand de coöperatieve fabrieksbakkerij “De Ster”.


Appartementen- complex gelegen aan het Volksplein op de plaats waar het Ploum-complex gestaan heeft.

Appartementen- complex gelegen aan het Volksplein op de plaats waar het Ploum-complex gestaan heeft.

School Volksbondweg

Architect: G. Huizinga.
Aannemer: Wilma.

Aan de Volksbondweg lag de voormalige basisschool St. Lambertus, die al geruime tijd voor aanvang van de stadsvernieuwing als zodanig opgeheven was.
Bij aanvang van de stadsvernieuwing werd dit gebouw gebruikt door de PTT ter huisvesting van de eigen bedrijfsopleidingen en ten behoeve van enkele kantoren. Vandaar dat dit complex in de volksmond nog steeds aangeduid wordt met PTT-school.
Bekend was, dat met de op handen zijnde ingebruikname van het nieuwe PTT-complex aan het Koningsplein, dit gebouw afgestoten zou worden. Daarom werd er druk gespeculeerd over mogelijke nieuwe bestemmingen of afbraak. De bewonersvertegenwoordigers suggereerden om dit gebouw als buurtcentrum voor Blauw Dorp in te richten. Op grond van de geschatte hoge investerings- en exploitatiekosten werd dit idee als financieel onhaalbaar door de gemeente afgewezen.
Door het groeiende gebrek aan appartementen voor jongeren werd besloten dat Beter Wonen, die op dit terrein actief bezig was, het gebouw voor dit doel zou gaan verbouwen. Na de bouwvakvakantie van 1981 werd een aanvang gemaakt met de werkzaamheden, die begin 1982 werden voltooid.

De zogenaamde PTT-school gelegen aan het Volksplein. Deze is geschikt gemaakt voor bewoning door jongeren. De dichtgetimmerde ramen duiden erop dat deze foto gemaakt is tijdens de periode dat het gebouw leegstond.

De zogenaamde PTT-school gelegen aan het Volksplein. Deze is geschikt gemaakt voor bewoning door jongeren. De dichtgetimmerde ramen duiden erop dat deze foto gemaakt is tijdens de periode dat het gebouw leegstond.

65 Kleyn-woningen St.Mathias

Florasingel en Brouwersweg (gedeeltelijk), Akeleistraat, Ranonkelstraat, Resedastraat.
65 woningen
Architect: NCIV.
Aannemer: Wilma.


Een verhaal op zich vormde de renovatie van dit complex van St. Mathias.
Hoewel de bouwwerkzaamheden ongeveer in dezelfde periode startten als de complexen van St. Servatius en Beter Wonen in de eerste fase A – augustus 1979 – was dit projekt niet in de oorspronkelijke fasering opgenomen.
De meest waarschijnlijke verklaring daarvoor zal zijn, dat het hier na-oorlogse woningen betrof waarvoor andere subsidieregelingen gelden.
Omdat in de totale planning van de stadsvernieuwing in Maastricht de voor-oorlogse woningen prioriteit genoten, was tijdens de voorbereidingen de aandacht voornamelijk daarop gericht geweest. Ook al omdat het overgrote deel van de buurt uit voor-oorlogse woningen bestaat.
Er werd van uitgegaan dat het een minder ingrijpend gebeuren zou worden, meer met het karakter van een stevige onderhoudsbeurt. Vandaar ook dat met de bewoners overeengekomen werd dat ze tijdens de uitvoering niet hoefden te verhuizen. Daardoor was men niet afhankelijk van vervangende woongelegenheid en kon men vrijelijker een aanvangsdatum bepalen.

St. Mathias participeerde dan ook slechts ad hoc in de projektorganisatie en gaf er de voorkeur aan om haar zaken zoveel mogelijk los hiervan te regelen.
Dit complex bestaat uit zogenaamde systeem-betonwoningen, waaraan derhalve een spouwmuur ontbreekt. Een bouwmethode die in Nederland niet veel voorkomt en waardoor de mogelijkheid ontbreekt om eigentijdse faciliteiten als vochtwering of isolering aan te brengen. Mede uit esthetische overwegingen leek het ommantelen met baksteen van de oorspronkelijke betonmuren de meest geschikte oplossing. Daarnaast werd er een nieuwe keuken geïnstalleerd en de gebruikelijke groot-onderhoudswerkzaamheden verricht.
In de praktijk bleek dit plan veel ingrijpender dan gedacht was. Dit veroorzaakte zoveel onvoorziene ongemakken bij de bewoners dat de spanningen hoog op liepen, wat zich uitte in irritaties, verzet en verdachtmakingen over en weer.
Hierdoor werden de negatieve verwachtingen die er onder de buurtbewoners leefden ten aanzien van de wijze waarop de stadsvernieuwing georganiseerd werd versterkt. Twee maanden later dan voorzien werd in juni 1980 de laatste woning opgeleverd. Sindsdien wordt dit deel van de buurt aangeduid als de ommantelde woningen.
Om herhaling van de gesignaleerde problematiek te voorkomen werden alle partijen het met elkaar eens, dat er alleen nog maar gerenoveerd zou worden als de mogelijkheid daartoe aanwezig was en de bewoners bereid waren om tijdelijk elders te wonen.

Voorbeeld van de ommantelde Kleyn-woningen in de Ranonkelstraat.

Voorbeeld van de ommantelde Kleyn-woningen in de Ranonkelstraat.

Tweede Fase Beter Wonen

Brouwersweg, Rozenstraat, Ruttensingel, Hyacintenstraat, Begoniastraat.
143 woningen.
Architect: Povse & partners.
Aannemer: M. Muyris.


De in de eerste fase opgelopen achterstand moest zoveel mogelijk worden ingehaald. Daarom was de voorbereiding van deze tweede fase door Beter Wonen erop gericht om direkt na hun eerste fase door te werken. En dat lukte perfect, want in januari 1982 werd een aanvang met de werkzaamheden gemaakt.
Deze haast was niet alleen ingegeven door de tijdsfactor, maar ook door berichten over beleidsvoornemens van de overheid om op de’ subsidies voor de stadsvernieuwing te bezuinigen. Bovendien bleven de bouwkosten een stijgende lijn vertonen, wat weer van invloed was op de huurberekening.
Van haar kant meende Beter Wonen de morele verplichting te hebben om al haar leden zoveel mogelijk een vergelijkbaar woningverbeteringspakket tegen dezelfde prijs aan te bieden. Dat kostte zweet!

Men dacht een oplossing gevonden te hebben door alle uitbouwen 20 cm. korter te maken dan in de eerste fase en deze in aantal te beperken tot 78 stuks.
Tijdens de inspraakronde in september 1980 bleken de voorstellen op grote bezwaren van de bewoners te stuiten. Die hadden berekend dat ze in een keuken van 2,80 meter de gebruikelijke apparatuur net niet geplaatst kregen. Bovendien bleek uit een inventarisatie, dat er te weinig uitbouwen gepland waren om aan de vraag te kunnen voldoen. Na het nodige pas- en rekenwerk en de toezegging van de overheid om de subsidie met f. 300.000,- te verhogen, lukte het eindelijk om voor de uitbouwen toch de gewenste lengte van 3 meter te behouden en het aantal uitbouwen tot 90 stuks te verhogen. Voldoende om aan de inspraakwensen tegemoet te komen.
Mede daardoor bedroeg de gemiddelde prijs f. 60.000,- per woning.
Dat Beter Wonen geleerd had uit de organisatorische fouten die in de voorgaande fase gemaakt waren blijkt ondermeer uit het gegeven dat in april 1983 de eerste drie gerenoveerde huizen al voor bewoning opgeleverd werden.
Dit was geen toevalstreffer. Geholpen door de zachte winter kon dit soepel lopend projekt al een goed jaar later afgesloten worden.

St.Mathias 103 woningen

Seringenstraat, Orchideeënstraat, Anjelierstraat, Florasingel, Anemonenstraat, Marjoleinstraat, Andoorstraat, Gentiaanstraat.
103 woningen.
Architect: NCIV.
Aannemer: Erkamp/Rousseau.


Terwijl Beter Wonen al gestart was met de voorbereidingen van de derde fase, diende St. Mathias in september 1981 plotseling een verzoek in om voorafgaande hieraan dit complex als nieuwe fase tussen de tweede en derde aan te merken.
Hiervoor werd de volgende motivering gegeven:

  • de aankondiging dat er een nieuwe subsidieregeling op komst was voor de verbetering van na-oorlogse woningen die aanzienlijk kariger was dan de regeling die op dat moment nog van toepassing was;
  • de alsmaar stijgende bouwkosten;
  • de mogelijkheid om een inmiddels goed ingewerkte ploeg bouwvakkers, die een ander projekt van St.Mathias bijna voltooid had, in deze buurt aansluitend door te laten werken;
  • deze woningen volgens het oordeel van de woningvereniging niet meer aan de eigentijdse normen voldeden en in een slechte bouwkundige staat verkeerden. Daarom was men bang dat ze in de toekomst moeilijk verhuurbaar zouden worden.

Om de noodzaak van een snelle start te illustreren ging dit verzoek vergezeld van een reeds kompleet uitgewerkt renovatieplan en de mededeling dat men de bewoners hierover aan het benaderen was. Deze aanvraag en de wijze waarop een en ander gepresenteerd werd, veroorzaakte onder de betreffende bewoners veel opschudding. Dit deel van de buurt was immers nooit in het vooraf vastgestelde stadsvernieuwingsgebied opgenomen geweest. De bewoners waren er steeds vanuit gegaan, dat hun huizen niet gerenoveerd zouden worden. Dus hadden velen hun interieur volgens eigen smaak en inzichten grondig opgeknapt. Door een eventuele renovatie zou deze investering teniet gedaan worden. Bovendien deelden ze het oordeel van de woningvereniging niet, dat hun huizen dringend aan een dergelijke ingrijpende beurt toe waren.
De wijze waarop het bewonerswensenonderzoek gedaan was en de uitleg van de resultaten daarvan, werden gewantrouwd.
Om het conflict op te lossen werd begin 1982 besloten om met inschakeling van het buro Inspraak en Ondersteuning een inspraakprocedure te organiseren, zoals die ook in de voorafgaande fase uitgevoerd was.

Als daaruit zou blijken dat meer dan de helft van het aantal huurders tegen de renovatie van hun woning zou zijn, dan zou St. Mathias afzien van dit woningverbeteringsplan. Naast het renovatieplan werd de bewoners ook een onderhoudsplan gepresenteerd. Mede omdat er een uitgebreid renovatiepakket samengesteld werd met veel keuzemogelijkheden, zodat de huurder als het ware voor renovatie op maat konden kiezen, en de flexibele opstelling van St. Mathias ten opzichte van door huurders uitgevoerde werkzaamheden, kon gesproken worden van een uitstekend inspraakproces .
In juni van dat jaar werd geconcludeerd dat de renovatie kon doorgaan. Op basis van de inspraakgegevens kwamen 59 huizen voor renovatie in aanmerking. De overige 44 kregen een stevige opknapbeurt. Mocht er tijdens de werkzaamheden nog vraag naar renovatie komen of onderhoudswoningen leeg komen, dan zouden deze alsnog ingrijpend verbeterd worden.
In november 1982 werd met de uitvoering begonnen. Precies een jaar later werd de laatste woning opgeleverd. Terugkijkend kon vastgesteld worden, dat het project snel en overwegend tot tevredenheid van de bewoners verlopen was.

Zicht op de tweede fase na de renovatie. Op de achtergrond, met stompe toren, de kerk van het Onbevlekte Hart van Maria.

Zicht op de tweede fase na de renovatie. Op de achtergrond, met stompe toren, de kerk van het Onbevlekte Hart van Maria.


Om het plaatsen van aanhouwen mogelijk te maken, moesten de binnenterreinen voor bouwverkeer toegankelijk gemaakt worden. Bestaande en zelfgeplaatste bouwsels moesten daartoe gesloopt worden. Deze doorkijk vanaf de Rozenstraat geeft daar een beeld van.

Om het plaatsen van aanhouwen mogelijk te maken, moesten de binnenterreinen voor bouwverkeer toegankelijk gemaakt worden. Bestaande en zelfgeplaatste bouwsels moesten daartoe gesloopt worden. Deze doorkijk vanaf de Rozenstraat geeft daar een beeld van.


Realiseren van de aanbouwen.

Realiseren van de aanbouwen.


Een enkeling verhuisde zelfs zijn badkuip tijdelijk mee.

Een enkeling verhuisde zelfs zijn badkuip tijdelijk mee.


De Seringenstraat voor de woningverbetering.

De Seringenstraat voor de woningverbetering.


De Anemonenstraat na de woningverbetering.

De Anemonenstraat na de woningverbetering.

Derde Fase Beter Wonen

Proosdijweg, Tongerseweg, Cannerplein, Min. Goeman Borgesius plantsoen, El. Strouvenlaan, Weryweg.
114 woningen.
Architectenburo: Povse & Partners.
Aannemer: Wilma.


Met dezelfde voortvarendheid die Beter Wonen tijdens de verbetering van de voorafgaande fase getoond had, wilde men ook deze fase aanpakken.
Gezien de grote verschillen in kwaliteit tussen de betreffende woningen zou dit echter een complexere klus worden. Met name de huizen aan de Proosdijweg en het bovenste gedeelte van de Weryweg leken uit bouwkundig oogpunt niet meer geschikt voor renovatie. Door de groeiende weerstand onder de bewoners tegen afbraak besloot de bouwvereniging in samenwerking met de gemeente een uitgebreid bouw- en woon- technisch onderzoek te houden, alvorens een beslissing over renovatie of sloop te nemen.

Hiermee werd in mei 1981 een aanvang gemaakt. Tegelijkertijd werden bewoners geënquêteerd om inzicht te krijgen in hun woonwensen.
Uit de resultaten hiervan, die in november bekend werden, bleek dat deze huizen in beginsel nog in aanmerking voor renovatie kwamen. Ook de bewoners spraken een duidelijke voorkeur hiervoor uit.
Het grootste probleem was nu de financiering.
Uitgaande van het toegezegde budget zou volgens de architect alleen binnen het bestaande karkas gerenoveerd kunnen worden. Dus de door de bewoners gewenste uitbouwen konden dan vergeten worden. Erger nog : de bestaande uitbouwen zouden dermate verzakt zijn dat ze gesloopt moesten worden. Na een eventuele renovatie zouden de woningen dus kleiner zijn dan voorheen.
Wetend dat men met een dergelijk beperkt plan niet de inspraak hoefde in te stappen, zat het bestuur met de handen in het haar en werd de inspraak uitgesteld.

Van de andere kant begon de gemeente erop aan te dringen, dat de planning voor oktober 1982 afgerond moest zijn. Anders was men bang dat het voor 1983 toegezegde budget verloren zou gaan.
Afbraak leek ook al geen oplossing, omdat er door de regering drastisch bezuinigd werd op subsidies voor nieuwbouw.
Derhalve stelde Beter Wonen voor om maar een gedeelte te gaan renoveren en zich bij de resterende woningen te beperken tot een onderhoudsbeurt.
Dit idee was niet in overeenstemming met het bewonerswensenonderzoek en bovendien weigerde de gemeente om hiermee in te stemmen.
Deze verzocht de corporatie om op basis van het verwachte budget alsnog een poging te wagen om een acceptabel renovatieplan te ontwerpen. Door deze verwikkelingen zat er weinig schot in de voorbereidingen en de voorlopige startdatum werd opgeschoven. Pas in december 1982 werden de herziene plannen aan de bewoners gepresenteerd. Deze waren toch gebaseerd op een totale renovatie, waarbij 74 stuks een nieuwe uitbouw kregen. In ieder geval voldoende om aan de vraag te kunnen voldoen. Desondanks werden de plannen op basis van een aantal onderdelen afgewezen door de insprekers, wat de bouwvereniging noodzaakte om zich over een bijstelling te buigen. In februari volgde over het resultaat daarvan een tweede inspraakronde en de bewoners reageerden nu overwegend positief. Tot opluchting van alle betrokkenen kon toch geconcludeerd worden, dat met instemming van de bewoners de renovatie van de fase gerealiseerd kon worden. Eind augustus vond de aanbesteding plaats en in november werd toch nog in 1983 begonnen.
Blijkbaar rustte er maar weinig zegen op deze fase, want na drie maanden zat men al tegen een behoorlijke achterstand op de tijdsplanning aan te kijken.
In een van de eerste woningen bleek een zijgevel zodanig verzakt te zijn, dat deze geheel opnieuw opgetrokken moest worden. Bovendien stootte men ook hier op het ondergrondse gangenstelsel, waardoor het leggen van funderingen voor de uitbouwen problematischer werd dan voorzien was.
Een andere onprettige verrassing was, dat onder een groot aantal woningen de kruipruimtes vol puin gestort waren. Daarnaast werd men ook nog getracteerd op een ongewoon nat voorjaar, zodat er niet meer verantwoord gestucadoord of betegeld kon worden.
Na deze moeizame aanvangsperiode begonnen de werkzaamheden gelukkig steeds soepeler te lopen. Nog net voor de bouwvakvakantie in 1985 konden de laatste woningen opgeleverd worden.
Daarmee werd, voor zover het Beter Wonen betrof, de stadsvernieuwing in deze buurt afgesloten. Een mijlpaal die met een door deze corporatie georganiseerd buurtfeestje gevierd werd.

Renovatie derde fase. Cannerplein.

Renovatie derde fase. Cannerplein.


Gildenweg na de stadsvernieuwing.

Gildenweg na de stadsvernieuwing.


Hoek Tulpenstraat / Hyacintenstraat. Deze woningen vormen één blok met de woningen van “Beter Wonen” uit de tweede fase. Aangezien beide fasen niet op elkaar aansloten hebben de omwonenden, met een tussenpauze, twee keer overlast van bouwwerkzaamheden gehad.

Hoek Tulpenstraat / Hyacintenstraat. Deze woningen vormen één blok met de woningen van “Beter Wonen” uit de tweede fase. Aangezien beide fasen niet op elkaar aansloten hebben de omwonenden, met een tussenpauze, twee keer overlast van bouwwerkzaamheden gehad.

Vierde fase A St. Servatius

Ruttensingel, Tulpenstraat, Hyacintenstraat, Asterstraat, Chrysantenstraat, Anjelierstraat, Heimoweg, Past. Wijnenweg, Mr. Ulrichweg.
129 woningen.
Architect: Architectenwerkgroep.
Aannemer: Wilma.


Omdat tengevolge van de overheidsbezuinigingen het aantal woningen dat Maastricht per jaar mocht renoveren ingekrompen werd, was er eind 1982 al duidelijk dat er te weinig kwantum zou zijn om de vierde fase, zoals die oorspronkelijk aangeduid werd, in één keer ingrijpend te verbeteren. Bovendien lag daarvoor het aantal woningen aan de hoge kant. Om deze redenen was er al in een vroegtijdig stadium besloten om een opdeling te maken in een fase 4a en een fase 4b/5.
Een ander aspect van dit bezuinigingsbeleid op woningbouw was, dat er ook aanzienlijk minder geld voor nieuwbouw beschikbaar kwam. De voorkeur van de gemeente Maastricht ging ernaar uit, om dit geld te besteden aan uitbreiding van het huizen- bestand en niet zozeer voor vervanging van bestaande woningen.
Gezien ook de tegenstand van bewoners tegen sloop besloot het bestuur van St. Serva- tius om haar beleid op verbetering van het resterend woningbezit in deze buurt af te stemmen.
Begin 1982 had men de voorlopige plannen voor de renovatie van deze fase al in de la liggen. Men hoopte immers zo snel mogelijk met de uitvoering te starten.
Omdat de overheid echter aarzelde met het bekendmaken van de omvang van de bouwsubsidies voor dat jaar, duurde het tot juni voordat de eerste inspraakronde gehouden werd.
Dat werd voor de bewoners een fikse afknapper.

Van de 129 woningen kregen er slechts dertig een uitbouw. Daarnaast werd de voorgestelde indeling met weinig enthousiasme onthaald.
Veel insprekers gaven dan ook overduidelijk te kennen, dat ze aan de totstandkoming van een dergelijke renovatie hun medewerking niet zouden verlenen. Zo herhaalde zich de geschiedenis van de derde fase.
De bouwvereniging kon opnieuw gaan rekenen, tekenen en overleggen om alsnog een plan te produceren dat meer tegemoet zou komen aan de bewonerswensen.
Daaraan besteedde men een dik halfjaar, zodat pas in januari 1985 de tweede inspraakronde gehouden werd.
Goed werk heeft blijkbaar tijd nodig, want deze keer konden de insprekers in grote lijnen wel met de getoonde plannen akkoord gaan.
Nu was de gemeente aan zet. St. Servatius was immers uitgegaan van een gemiddeld budget van rond de f. 60.000,- per woning. Een bedrag dat ook in de derde fase gehanteerd was.

In het kader van de inmiddels op gang gebrachte decentralisatie van de volkshuisvesting was de gemeente nu op papier de beslissende partij, maar het Rijk wenste daarbij toch nog een stevige vinger in de pap te hebben.
Verwarring alom. Niemand wist nu precies wie de beslissende stem had. Ondertussen kon de corporatie niets anders doen dan rustig met de handen over elkaar wachten tot er een besluit over de hoogte van de bouwsom bekend werd.
Omdat er bij de gemeente bovendien vertraging ontstaan was bij het verstrekken van de bouwvergunning, werd de streefdatum, volgens welke er na de bouwvakantie met de uitvoering begonnen zou worden, niet gehaald.
Al met al duurde het tot het eind van het jaar voordat er een positieve beslissing viel. Omdat het weinig effectief was om voor de jaarwisseling nog met de bouwwerkzaamheden te beginnen, werd gewacht tot januari 1985.
Gezien het abnormaal koude weer kwam men uiterst traag uit de startblokken. Tijdens de bouwvergadering van 18 maart werden al 21,5 onwerkbare dagen genoteerd. Daar stonden slechts 14,5 werkbare dagen tegenover. En zelfs dat leek nog meer dan het feitelijk inhield.
Omdat de vorst ongekend diep in de grond zat, had men immers niet meer dan twee weken volgens schema kunnen werken. Het duurde dan ook langer dan gewoonlijk voordat de eerste gerenoveerde woningen opgeleverd werden.

Nadat de startproblemen overwonnen waren werd driftig gepoogd om de opgelopen achterstand in te halen en voor de bouwvak-vakantie in 1986 deze fase af te sluiten. Maar ook de winter 85-86 deed van zich spreken, zodat men nogmaals met langdurig vorstverlet geconfronteerd werd.
Bovendien werd in 1986 in de bouwvak arbeidsduurverkorting ingevoerd, zodat er meer vrije dagen kwamen dan in de oorspronkelijke planning voorzien was.
Daardoor duurde het tot oktober 1986 voordat de eindstreep gepasseerd werd.
Een vervelend effect van deze vertragingen was, dat een aantal bewoners veel te lang in de woon-units moest verblijven. In sommige gevallen liep dit zelfs op tot 10 maanden, terwijl zes maanden als een aanvaardbare grens geaccepteerd werd.

Vanwege de hoogteverschillen leverde ook hier de herinrichting van de binnenterreinen veel problemen op. In deze fase werden voor het eerst bergingen van baksteen i.p. v. betonplaten gebouwd.

Vanwege de hoogteverschillen leverde ook hier de herinrichting van de binnenterreinen veel problemen op. In deze fase werden voor het eerst bergingen van baksteen i.p. v. betonplaten gebouwd.


Gerenoveerde woningen aan de Ruttensingel.

Gerenoveerde woningen aan de Ruttensingel.


Proosdijweg ter hoogte van de kruising met de W. Vliegenstraat voor de stadsvernieuwing.

Proosdijweg ter hoogte van de kruising met de W. Vliegenstraat voor de stadsvernieuwing.

Vierde fase B en fase vijf St. Servatius

Past. Wijnenweg, Gildenweg, Ruttensingel, Heimoweg, Proosdijweg, Weryweg.
97 woningen,
Architect: Architecten werkgroep.
Aannemer: Wilma.


In een lovenswaardige poging om het aanstormende bezuinigingsspook voor te blijven, wenste St. Servatius meteen na het afronden van de planvoorbereiding van de renovatie van de 4e fase A met de voorbereidingen van de daaropvolgende fase 4b/5 te beginnen. Vandaar dat al in mei 1984 met het houden van het bewonerswensenonderzoek de eerste stap gezet werd. Als een en ander volgens wens zou verlopen verwachtte men in het voorjaar 1985 met de eerste bouwstroom in de fase 4b te starten. Na de bouwvak-vakantie, als de fase 4a afgerond was, zou de ploeg die hierin gewerkt had overgeheveld kunnen worden naar fase 5. Mocht dit lukken, dan werd er in twee bouwstromen verder gewerkt.
Tegen die tijd leek dat haalbaar, omdat de stadsvernieuwing dan over haar drukste punt heen was, zodat er voor het tijdelijk huisvesten van de bewoners voldoende vervangende woonruimte beschikbaar zou zijn. Dit voornemen werd door alle betrokkenen van harte ondersteund.
De hooggestemde verwachtingen werden echter stevig getemperd toen pas in maart 1985 de bouwplannen op tafel kwamen. Dit betekende een verschuiving van de aanvang van de uitvoering naar september.
“In de bouw is alles mogelijk, mits er maar voor betaald wordt,” is een in deze kringen vaak gebruikt gezegde.
Omdat de overheid vasthield aan het gemiddelde renovatiebedrag van f. 60.000,- per woning, ondanks dat de bouwkosten een permanent stijgende lijn bleven vertonen, werd er steeds minder mogelijk.
Er moesten dus moeilijke keuzes gemaakt worden.

De voorkeur van de corporatie ging uiteraard uit naar het verbeteren van de kwaliteit ten koste van geriefsverbeteringen. En die vormden juist voor de bewoners de aantrekkelijkste kant van de stadsvernieuwing. Zo bleek tijdens de inspraak dat er maar 37 woningen een woningbrede aanbouw kregen, waarin ruimte voor een keuken, de badcel en het toilet. Tevens zou er een afzonderlijke berging bijgeplaatst worden. Daarnaast waren er aanbouwen getekend die plaats boden aan een keuken, de badcel en de berging. Voor het toilet was er een plaatsje in de gang ingeruimd.
Een hoofdstuk apart vormden de twintig witte woningen op de Proosdijweg. In eerste instantie werd daarover gezegd, dat deze gezien hun omvang te duur werden om te renoveren. Daarom werd toch weer voorgesteld om tot afbraak over te gaan.
Zodra dit bekend werd, begonnen bewoners daar krachtig tegen te protesteren. Daarom werd alsnog op zoek gegaan naar een mogelijkheid om deze woningen betaalbaar op te knappen.

Een oplossing werd gevonden door het aantrekken van extra subsidie, waarmee tien woningen aan de Proosdijweg en vier aan de Ruttensingel geschikt gemaakt konden worden voor bewoning door grote gezinnen met zes of meer kinderen, door op de zolder twee nieuwe slaapkamertjes in te richten. Daarmee kwam er meer geld beschikbaar voor de verbetering van de overige huizen.
Desondanks werden de plannen door de meeste insprekers afgewezen. In duidelijke bewoordingen werd de bouwvereniging te verstaan gegeven, dat mocht deze toch haar zin doordrijven, ze niet op de medewerking van de bewoners hoefde te rekenen.
Dat was klare taal en bij St. Servatius waren ze dan ook zo verstandig om de architect opdracht te geven om opnieuw te gaan tekenen en rekenen.
Derhalve een herhaling van de situatie die zich voorgedaan had bij de voorbereidingen van de derde fase en de fase 4a.
Een gevolg hiervan was, dat de al eerder naar september verschoven startdatum weer niet haalbaar was. Op zich kwam dat best goed uit, want gezien de vertragingen in de derde en vierde fase had men vanwege het ontbreken van voldoende vervangende woongelegenheid op die datum niet kunnen beginnen.
Uiteindelijk kwamen de herziene plannen in oktober opnieuw in de inspraak. Door besparingen op de kwaliteit van materialen zoals kranen, douchekoppen, de tuin- afrastering, dakplaten, terrasafscherming, deuren enz., het laten vervallen van minder noodzakelijke voorzieningen als een schrobputje, het verhuisraam, de lamp in de berging en een aantal terrastegels, het vervangen van de gemetselde bergingen door betonnen, door in 20 woningen geen cv aan te brengen en uit eigen middelen gemiddeld f. 2000,- bij te dragen, bleek het St. Servatius toch mogelijk om het aantal uitbouwen conform de bewonerswensen tot 93 stuks te vermeerderen.

Volgens het eerder gehouden bewonerswensenonderzoek nog acht te weinig, maar dit zou op te lossen zijn als een aantal huurders bereid was om binnen hun direkte woonomgeving te verhuizen. Al met al een niet gering bezuinigingspakket.
Aangezien de meeste bewoners de hoogste prioriteit gaven aan het comfort van een uitbouw met ruime keuken en een badvoorziening op de begane grond, kon men met deze voorstellen min of meer akkoord gaan.
Omdat er problemen waren met het verhuizen van de eerste gezinnen kon er met enige vertraging in april 1986 uiteindelijk begonnen worden met de verbouwingswerkzaamheden.
Daarbij stootte men op een geheel nieuw probleem. Gebrek aan voldoende personeel en vertraagde toelevering van bestelde materialen waren er de oorzaak van dat de eerste gerenoveerde woningen van fase 4B pas eind augustus opgeleverd werden in plaats van begin juli.
In oktober van dat jaar werd het tempo aanzienlijk verhoogd, omdat zoals toegezegd met het einde van de vierde fase A in zicht een tweede ploeg bouwvakkers ingezet werd, zodat er met twee bouwstromen gewerkt ging worden. Als resultaat van deze produktieverhoging waren de eerste huizen van de vijfde fase in april 1987 reeds voor bewoning geschikt.
Een klein jaar later, terwijl de zesde fase al volop in uitvoering was en de start van de zevende fase voor de deur stond, kon deze fase, waarvan de uitvoering aanzienlijk soepeler verlopen was dan die van de voorafgaande, in maart 1988 afgesloten worden.

Gedeelte van de Proosdijweg na de stadsvernieuwing. De eerste tien huizen (van rechts naar links) met gedeeltelijk gepleisterde voorgevel, zijn geschikt voor bewoning door grote gezinnen.

Gedeelte van de Proosdijweg na de stadsvernieuwing. De eerste tien huizen (van rechts naar links) met gedeeltelijk gepleisterde voorgevel, zijn geschikt voor bewoning door grote gezinnen.


Gerenoveerde woningen gelegen aan de Past. Wijnenweg.

Gerenoveerde woningen gelegen aan de Past. Wijnenweg.


Gerenoveerde woningen aan de Gildenweg. Het pand op de hoek van de Proosdijweg is de laatste drie jaar in gebruik geweest als Informatiecentrum.

Gerenoveerde woningen aan de Gildenweg. Het pand op de hoek van de Proosdijweg is de laatste drie jaar in gebruik geweest als Informatiecentrum.

Zesde fase St. Servatius

Proosdijweg, Gerard v. Wermweg, Gebr. Moorsweg, Volksbondweg, L. v. Middelhoven weg, Willem Vliegenstraat.
102 woningen.
Architect: Architecten werkgroep.
Aannemer: Wilma.


Nog steeds op de hielen gezeten door de berichten over verdere bezuinigingsplannen in de stadsvernieuwing, poogde St. Servatius het tempo zoveel mogelijk op te schroeven. Terwijl men met de bewoners nog volop in discussie was over de renovatieplannen van de fase 4b/5, werd in april 1985 al begonnen met de voorbereidende werkzaamheden voor de zesde fase. Het resultaat was, dat voor aanvang van de bouwvakvakantie het gebruikelijke bewonerswensenonderzoek afgesloten kon worden. In vergelijking met de voorgaande fasen leverde dat weinig nieuwe gegevens op. Ook deze bewoners vonden het belangrijk dat er een brede aanbouw met ruime keuken zou komen.
Gezien de financiële perikelen werd de vraag steeds nijpender of hiervoor nog voldoende subsidie beschikbaar kwam. Bovendien bleek dat de bestaande halve uitbouwen in zo’n slechte staat verkeerden, dat het goedkoper was om ze door nieuwbouw te vervangen.
Toen kwam begin 1986 het bericht van het ministerie van VROM dat het gemiddelde maximale renovatiebedrag per woning van f. 60.000,- naar f. 65.000,- verhoogd werd. De bouwvereniging was zo verheugd over dit nieuws, dat ze toezegde haar uiterste best te doen om ook deze woningen zo optimaal mogelijk te renoveren.

Een herhaling van de in de voorgaande fasen ondervonden moeilijkheden met de bewoners over de in hun ogen te beperkte verbeteringsplannen wilde men voorkomen. Ondanks al dit optimisme en goede voornemens duurde het toch nog tot maart 1986 voordat de eerste ontwerpen openbaar werden. En die zetten meteen een domper op de vreugde. Ondanks de gebrekkige bouwkundige staat waarin de bestaande uitbouwen verkeerden, bleek dat deze toch gehandhaafd bleven als berging.
Daarnaast zou er voor de installatie van de keuken een halve aanbouw bijgeplaatst worden.
Slechts twee woningen was een geheel nieuwe uitbouw , die voldeed aan de bewonerswensen, toebedacht.
De extra subsidie van f. 5000,- bleek in zijn geheel gebruikt te worden om de gestegen bouw- en materiaalkosten op te vangen. Dat was een grote teleurstelling en daarover werd er een gesprek op hoog nivo met wethouder J. Wevers belegd.
Deze bleek van mening te zijn, dat kleine gezinnen niet langer meer in aanmerking kwamen voor een woning met uitbouw. Wilden ze desondanks toch over zo’n woning beschikken, dan moesten ze er zelf maar extra huurverhoging voor betalen.
Ook al een standpunt, waarvan vooraf aangenomen kon worden, dat het door de bewoners van deze fase niet met applaus ontvangen werd.
Wetend uit de ervaring met de drie voorafgaande fasen dat te krap bemeten renovatie- plannen door de bewoners afgewezen worden, voelde men er niet veel voor om met deze concept-plannen de inspraak in te gaan. Vandaar dat de technische mensen van de bouwvereniging en de gemeente gezamenlijk de plannen nog eens gingen doorrekenen.

Dat leverde de ontdekking op dat een aantal posten te hoog begroot was en er met het beschikbare budget meer gedaan kon worden dan in eerste instantie voorzien. Door verder op een aantal onderdelen aan kwaliteit in te leveren en de bereidheid van St. Servatius om opnieuw uit eigen middelen tot f. 3000,- per woning bij te dragen, lukte het toch om een plan uit te werken waarvan verwacht kon worden dat het door de bewoners niet zonder meer afgewezen zou worden.
Het belangrijkste winstpunt was ongetwijfeld, dat tenminste de helft van het aantal woningen nu wel een geheel nieuwe uitbouw toebedacht was.
Alle woningen hiervan te voorzien was niet alleen om financiële redenen onhaalbaar. In dit complex ligt immers een aantal bovenwoningen en er zijn huizen die te klein of ongeschikt zijn om uit te breiden.
In mei 1986 vond de eerste inspraakronde plaats. Hoewel een aantal bewoners teleurgesteld was, kon een meerderheid toch met de plannen instemmen.
Vanwege de goede conditie waarin deze huizen zich bevonden, bleek er in verhouding weinig te renoveren in de zogenaamde “herbouwde” woningen onderaan de Gerard van Wermweg. Vandaar dat een zestal huurders van dit type te kennen gaf, dat hun voorkeur uitging naar een beperkte onderhoudsbeurt in plaats van renovatie.

Een unieke situatie, die zich in het voor-oorlogse gedeelte nog niet eerder op deze schaal voorgedaan had. Dit leverde een aardige bezuiniging op, die ten goede kwam aan het gemiddelde woningverbeteringsbudget.
Afwijkend in deze fase was ook de grote diversiteit aan types woningen. Het bestand van 102 woningen bleek immers uit 28 verschillende types te bestaan. Volgens de deskundigen zou daardoor het tempo van de uitvoering lager komen te liggen dan in de voorafgaande fasen.
Ondanks de instemming van de bewoners met de getoonde plannen, ontstonden tijdens de verdere uitwerking problemen.
Hoewel er uiteindelijk maar 42 uitbouwen gepland waren, bleek uit de aannemers- calculatie dat de gemiddelde prijs f. 70.000,- per woning ging bedragen. Dus f. 2000,- boven de begroting.
Daarnaast had het bestuur van St. Servatius het standpunt ingenomen, dat de huurders voortaan f. 9,40 bovenop de huur moesten gaan betalen ter bekostiging van het onderhoud van de centrale verwarming.
Omdat daardoor de huurbedragen hoger uitkwamen dan tijdens de inspraak vermeld was, werd men tegen het einde van dat jaar min of meer gedwongen om een tweede inspraakronde te organiseren. Anders was het niet mogelijk om een definitief besluit te nemen over het wel of niet doorgaan van dit renovatie-project.

Omdat de bewoners over het algemeen van mening waren dat hun woningen hard aan een ingrijpende opknapbeurt toe waren en ze het idee hadden dat er toch niet meer te halen viel,gingen ze morrend met deze wijzigingen akkoord.
Mede door de vertragingen tijdens de uitvoering van de voorgaande fase kon niet eerder dan na de bouwvakvakantie van 1987 een aanvang gemaakt worden met de werkzaamheden. Volgens de planning zouden deze eind 1988 voltooid zijn.
Zoals bij iedere nieuwe fase het geval was, kreeg men ook hier te kampen met aanvangs- moeilijkheden, voordat men op dreef begon te komen. Nadat de eerste woningen ontruimd en voor zover nodig gesloopt waren, ontdekte men al vlug dat de kwaliteit slechter was dan men verwacht had. Dat vroeg uiteraard om een bijstelling, waardoor er vertraging ontstond. Bovendien werd men ook nu weer geconfronteerd met een lange koude winter, waardoor de bouw ongekend lange tijd stop kwam te liggen.

Een kenmerkend probleem voor deze fase was het gebrek aan voldoende mogelijkheden om eenmalig binnen de buurt te verhuizen.
Binnen de voorgaande fase kwamen er nauwelijks nog huizen vrij die voldeden aan de gestelde eisen. Bovendien was er betrekkelijk veel vraag van oudere bewoners om naar een ouderenwoning in de buurt te verhuizen.
Omdat er binnen het tijdsbestek van de uitvoering van deze fase geen perspectief was op het bijbouwen van dit soort woningen, was men voor het beantwoorden van deze vraag afhankelijk van het vrijkomen van een bestaande ouderenwoning.
Omdat bepaalde bewoners op het gewenste moment geen mogelijkheid tot eenmalig verhuizen kon worden geboden is de bouwstroom diverse malen vertraagd of gewijzigd.
Een andere tegenvaller vormde het bericht dat begin 1988 een regeling voor de berekening van de huurgewenning van kracht werd, die een stuk nadeliger uitviel dan de voorgaande.

Weliswaar werd er een overgangsmaatregel van kracht, maar het gevaar was niet denkbeeldig dat de bewoners van het laatste gedeelte toch de dupe zouden worden. Vandaar dat er maatregelen getroffen werden om de achterstand zoveel mogelijk in te lopen.
Een minder prettige nieuwigheid was, dat de ventilatoren die voor de afzuiging in de douche moesten zorgen, door het gemeentelijk energiebedrijf plotseling niet meer aangesloten werden, omdat ze niet Kema-gekeurd waren. Een merkwaardig standpunt, omdat dit type al jarenlang overal in den lande in zwang was.
Totdat dit probleem opgelost was, werden de huizen opgeleverd zonder aangesloten ventilator. Het aansluiten gebeurde overigens pas nadat de bouwwerkzaamheden al enige tijd beëindigd waren.
Al met al een moeizaam verlopen fase, waar dan ook in april 1988 met een diepe zucht van opluchting een punt achter gezet werd.

Oonder Us”april 1987.

Oonder Us”april 1987.

Zevende fase St. Servatius

Ambachtsweg, El. Strouvenlaan, Brandenburgerplein, Willem Vliegenstraat.
49 woningen.
Architect: Architectenwerkgroep.
Aannemer: Wilma.


Gezien de haast om de alsmaar verdergaande bezuinigingen zoveel mogelijk voor te blijven, werd gepland om aansluitend op de fase 4b/5 met dezelfde ploeg door te werken in de zevende fase. Zo hoopte men tijd en geld te sparen.
Vandaar dat in mei 1986 al begonnen werd met het bewonerswensenonderzoek en het bouw- en woontechnisch onderzoek als eerste stap in het kader van de voorbereidingen. Een tijdstip waarop men nog midden in de discussie over de renovatieplannen van de zesde fase zat.
De voorbereidingen voor deze fase raakten toch iets in het gedrang. Tn oktober kwamen voor het eerst de resultaten van de onderzoeken op tafel.
Zoals iedereen met het blote oog kon waarnemen stond er zowel op de Ambachtsweg als in de El. Strouvenlaan een aantal woningen behoorlijk scheef.
Dat was ongetwijfeld het gevolg van het ondergrondse gangenstelsel. Uit onderzoek was gebleken dat de betreffende woningen gebouwd waren op een gedempte gracht. Vermoed werd dat daarin verzakkingen ontstaan waren tengevolge van “onder- spoeling”. Dit verschijnsel wordt veroorzaakt door het indringen van oppervlaktewater en door lekkages in het rioleringssysteem en de waterleidingen.
In het kader van dc renovatie konden deze woningen nu wel min of meer rechtgetrokken worden. Om herhaling van dit mankement in de toekomst te voorkomen, zou er iets aan verbetering van de ondergrond gedaan moeten worden. Voor alle betrokkenen was het duidelijk, dat dit een moeilijke en duurzame klus was.

Volgens de architect was de slechte ondergrond de belangrijkste veroorzaker van de slechte staat waarin de bestaande halve uitbouwen verkeerden. Vandaar dat er meteen vanuit gegaan werd dat minstens 39 woningen een nieuwe uitbouw moesten krijgen, wilde er nog sprake zijn van een redelijke woningverbetering.
Als gevolg hiervan werd de renovatie van de huizen een kostbare aangelegenheid. Volgens de architect moest er rekening gehouden worden met een gemiddelde prijs van f. 76.000,- per woning. Daarnaast was St. Servatius bereid uit eigen reserve f. 3000,- bij te passen voor verdergaande kwaliteitsverbetering.
Dus zou de verbetering van deze huizen f. 11.000,- duurder worden dan die van de voorgaande fase. Ruw geschat hield dit in dat de huurprijs zou stijgen tot tegen de f. 400,- per maand.
Ter vergelijking: de gemiddelde huurprijs van eenzelfde soort woningen van Beter Wonen in de eerste fase bedroeg f. 210,- per maand!
Tijdens de inspraak die in maart 1987 gehouden werd waren de bewoners zo tevreden over de plannen, dat ze niet veel bezwaar maakten tegen de huurverhoging. Bovendien waren er bijna geen verzoeken om eenmalig te verhuizen. Dus waren er nauwelijks hindernissen waardoor de voorbereidende werkzaamheden vertraagd konden worden. Gepland werd om begin 1988 met de uitvoering te starten, mits tegen die tijd de bouwwerkzaamheden in de vijfde fase afgesloten waren. In november 1987 werd daarvoor het groene licht gegeven, ofschoon er op dat moment nog geen goede oplossing was voor de verbetering van de ondergrond.

Min of meer werd erop gegokt, dat door het vernieuwen van het rioleringsstelsel en de verdergaande bestrating van de woonomgeving, de ondergrondse waterloop beter dan voorheen geregeld kon worden. Daarnaast dacht men meer aan de weet te komen over de oorzaken van de verzakkingen, zodra er gegraven moest worden voor het leggen van de funderingen voor de nieuwe aanbouwen.

Een lastig probleem was de beperkte ruimte op het binnenterrein, waardoor de aan- en afvoer van materialen bemoeilijkt werd. De oplossing hiervan werd gezocht in een aangepaste organisatie van de bouwstroom.
Omdat de vijfde fase drie maanden langer duurde dan voorzien en er vertragingen opgetreden waren bij het verkrijgen van de benodigde bouwmaterialen, duurde het tot mei 1988 voordat begonnen kon worden met de uitvoerende werkzaamheden.
Zoals min of meer voorzien stootte men daarbij al snel op problemen tengevolge van de slechte ondergrond. Om in enkele huizen de soms wel 8 cm schuin aflopende vloeren recht te trekken, werden op de begane grond de bestaande houten vloeren eruit- gebroken en vervangen door betonnen vloeren.
Daardoor kreeg men een beter inzicht in de feitelijke staat van de ondergrond. Dit leidde tot de conclusie, dat deze niet geschikt was om er beton op te storten. Dus kon dit voornemen niet uitgevoerd worden en zat er niets anders op dan nieuwe hopten vloeren aan te brengen.
Een geluk was, dat in ieder geval de fundamenten niet gescheurd bleken te zijn.

Door het aflopen van de oude huurgewenningsregeling per 1 januari 1989 werd, evenals in de zesde fase, de bouwvereniging onder druk gezet om haast te maken.
Iedereen deed zijn best en omdat zich geen nieuwe tijdrovende complicaties voordeden kon één maand na afsluiting van de zesde fase ook de laatste woning van deze fase volgens de gestelde termijn in juni 1989 opgeleverd worden.

Ambachtsweg na de renovatie.

Ambachtsweg na de renovatie.


Werkzaamheden op binnenterrein.

Werkzaamheden op binnenterrein.


Gebr. Moors weg na de renovatie, met doorkijk op de G. v. Wermweg.

Gebr. Moors weg na de renovatie, met doorkijk op de G. v. Wermweg.


” Oonder Us” mei 1986.

” Oonder Us” mei 1986.

Achtste fase St. Servatius

El. Strouvenlaan. (oneven nummers)
33 woningen.
Architect: Architectenwerkgroep.
Aannemer: Wilma.


Vanaf het allereerste begin werd ervan uitgegaan, dat deze woningen buiten het stads- vernieuwingsproces gehouden zouden worden.
Omdat deze huizen al een beperkte onderhoudsbeurt achter de rug hadden werd verondersteld dat ze kwalitatief niet meer in aanmerking kwamen voor woningverbetering. Vandaar dat de bewoners van dit complex nooit bij het stadsvemieuwings- proces zijn betrokken.
Er is dan ook steeds aangenomen, dat er na de zevende fase een dikke punt achter het stadsvernieuwingsproces gezet kon worden.
De gemeente streefde er echter naar om het totale voor-oorlogse sociale woningbestand van Maastricht een stevige opknapbeurt te geven, en vond dat deze woningen nu niet overgeslagen moesten worden. Vandaar dat dit projekt in het programma 1989 opgenomen werd.
Een bijzonder aspect was dat deze huizen van oorsprong één complex vormden met hetzelfde soort woningen in de Turennestraat/Sterreplein. Ze waren gelijktijdig gebouwd en kwamen nu dus ook samen voor woningverbetering in aanmerking. Omdat het weinig zinvol was om hiervoor één gezamenlijke inspraakprocedure te houden, werd besloten om dit projekt als een administratieve eenheid af te handelen, maar in de praktijk beide buurten gescheiden te houden.

Meteen na dit besluit werd ter voorbereiding in november 1988 het gebruikelijke bewonerswensen -en bouw- en woontechnisch onderzoek gehouden.
In het algemeen bleek dat de voordeuren slecht waren, de kozijnen veel tocht doorlieten en ook hier de aanbouwen in een slechte staat verkeerden. Vooral de aanwezigheid van een éénsteensmuur en regelmatig voorkomende verzakkingen werden als knelpunten ervaren. Ook het leiding- en rioleringssysteem bleek hard aan vernieuwing toe.

De bewonerswensen lieten een grote verscheidenheid zien. Veel mensen hadden immers volgens eigen inzicht en smaak in de loop der jaren verbeteringen aangebracht. Uiteraard was hun pakket gewenste verbeteringen hierop afgestemd.
Op basis van de verzamelde gegevens werd een groot-onderhoudsvoorstel uitgewerkt. Dit werd in maart 1989 aan de bewoners tijdens een eerste inspraakronde gepresenteerd. Ondanks een aantal kritiekpunten konden de insprekers in grote lijnen hiermee instemmen.
Voor de bouwvereniging bleek dit voldoende te zijn om in hoog tempo door te gaan met de voorbereidende werkzaamheden, bang als men was om de toegezegde subsidies mis te lopen. Als de ambtelijke afhandeling volgens plan zou verlopen, kon nog voor het einde van dat jaar met verbouwen begonnen worden.

Aangezien de woningverbetering beperkt bleef tot een grote onderhoudsbeurt hoefden de bewoners niet tijdelijk te verhuizen.
Eind 1989 werd een aanvang gemaakt met de bouwwerkzaamheden. Met veel pijn en moeite lukte het om deze volgens planning nog voor de bouwvak-vakantie van 1990 af te sluiten.
Gevolg van al dat haastwerk was dat men tijdens de uitvoering op onvoorziene problemen stuitte en de bewoners na afloop regelmatig klachten uitten over de in hun ogen slechte afwerking.

Speeltoestel op de hoek Ambachtsweg / El. Strouvenlaan.

Speeltoestel op de hoek Ambachtsweg / El. Strouvenlaan.


Huizen deel uitmakend van de achtste fase aan de El. Strouvenlaan.

Huizen deel uitmakend van de achtste fase aan de El. Strouvenlaan.


Winkel op de hoek Rozenstraat/ Ruttensingel. Een voorbeeld van het oorspronkelijk verspreid winkelbestand dat zoveel mogelijk behouden moest blijven.

Winkel op de hoek Rozenstraat/ Ruttensingel. Een voorbeeld van het oorspronkelijk verspreid winkelbestand dat zoveel mogelijk behouden moest blijven.