Het laatste avontuur van Bèrke
Ondanks dat hij toch in zijn eigen kamer in zijn eigen stoel zat voelde Bèrke zich niet echt op zijn gemak. Misschien kwam het ook wel omdat hij, op aandringen van zijn dochter, voor deze gelegenheid zijn beste pak en das had aangetrokken.
“Stel je voor, ze hebben mij gevraagd voor een interview,” had hij tegen Sjeng zijn verbazing kenbaar gemaakt.
“En dat wordt dan gebruikt ter afsluiting van een boekje over de historie van de stadsvernieuwing in onze buurt. Er wordt dan van mij verwacht dat ik op mijn manier daar ook iets over vertel. Over wat de mensen ervan vonden en wat leuke voorvallen of zo iets. Tenminste als ik het allemaal goed begrepen heb. Ik zou niet weten wat ik tegen zo iemand zou moeten vertellen. Waarom wordt ik daarvoor gevraagd ? Er zijn toch “Nou heb ik van mijn leven,” had Sjeng hem onderbroken.
“Hou toch op met dat ouwebetten. Anders zitje toch ook nooit om een praatje verlegen. En als het over die stadsvernieuwing van jou gaat ben je al helemaal niet meer te remmen. Dus ik begrijp jouw probleem totaal niet ! Volgens mij vind jij het juist prachtig.”
En daarin had Sjeng gelijk vond Bèrke en dus zat nu die mevrouw daar tegenover hem. Zo op het eerste gezicht leek ze hem best een aardig mens. Eigenlijk was zij ook niet zo jong meer dan hij afgaande op haar stem, toen zij hem belde om een afspraak te maken, ingeschat had. Op zich vond hij dit wel prettiger dan dat ze zo’n hittepit, die alles beter dacht te weten, op hem losgelaten hadden.
“Zullen we dan maar beginnen ?”, nodigde ze hem vriendelijk uit, terwijl ze een bril opzette, de dop van haar vulpen losschroefde, haar schrijfblok opensloeg en even met haar hand door haar zilvergrijze haren streek.
“Mij goed. U begint maar, des te eerder ben ik ervan af,” stemde Bèrke, die dat gevoel van opgelatenheid maar niet kwijtraakte, nerveus toe.
“U hoeft echt niet bang te zijn. Ik kom geen kruisverhoor of zo afnemen,” probeerde ze hem glimlachend gerust te stellen.
“Ja, neem me niet kwalijk. Ik heb zoiets nog nooit meegemaakt weet U. Nou en … nou zit ik er wel een beetje mee in mijn maag en zo ..
“Dat hoeft echt niet. Ik stel een paar vragen en U geeft gewoon uw mening daarover. Die schrijf ik dan op en maak er een aardig verhaal van. Dat is alles.
Als U nou eens begint met te vertellen hoe al die verbeteringen vooral bij de mensen, die al lang in deze buurt leven, overgekomen zijn.”
“Nou daar vraagt U me al zoiets waar ik bang voor was. Dat is best moeilijk om daar in het algemeen een antwoord op te geven. Maar ik zou er wel een paar anecdotes over kunnen vertellen,” stelde Bèrke voor.
“Dan doet U dat toch zeker,” moedigde zij hem aan.
“Wat mij bijvoorbeeld altijd bij is gebleven is dat verhaal van die oude weduwe. Het goeie mens was al dik in de tachtig. Had al veel meegemaakt. Ze woonde in een van de eerst gerenoveerde huizen. En daar had ze voor het eerst in haar leven de beschikking over een eigen douche. Maar die durfde ze niet te gebruiken. Ze wist domweg niet hoe dat moest. En iedereen maar tegen haar aanpraten, dat douchen zo fijn was, zo goed voor haar reuma en zo en dat ze het toch eens moest proberen. En zij hield de boot maar af. Ze had zich toch immers al 85 jaar in een teiltje gewassen en dat was toch altijd prima gegaan. Of niet soms ? Ze was toch altijd een proper mens geweest. En waarom moest ze nu ineens helemaal bloot met haar gerimpeld vel onder zo’n sproeier gaan staan. Was dat dan beter ?
Ik heb me trouwens laten vertellen, als het gelogen is lieg ik ook, dat weer een ander oud mens zo schrok van de kracht van de douchestraal dat ze een parapluie is gaan halen om daaronder te schuilen en zo geprobeerd heeft om zich te wassen.
Dat had ik toch wel eens willen zien. Zo ziet U maar weer dat niet iedereen altijd even gelukkig is met nieuwigheden.”
De vrouw moest lachen.
“Dat is toch een schitterend verhaal. Kent U er zo nog meer ?”
“Oh ja, als U zoiets wilt horen, dan ben ik voorlopig niet uitverteld,” antwoordde Bèrke die zijn aanvankelijke schroom van zich af voelde glijden.
“Neem nou die centrale verwarming. Voor iemand als U lijkt misschien niks zo simpel als die op de gewenste temperatuur te brengen. Maar als je een groot deel van je leven met een kachel of een haard gestookt heb, blijkt dat toch wel moeilijk te zijn. Zoals U weet straalt een radiator weinig of geen directe warmte uit. Mensen die een haard gewend zijn missen dat. Ze denken dat als je de straling niet voelt het ook niet warm kan worden. Daarom zetten ze de thermostaat zo hoog dat de radiatoren toch warmte beginnen uit te stralen. Natuurlijk wordt het daardoor veel te benauwd in een kamer. Ze klagen dan over het onaangename klimaat in huis en zetten een raam open. Met het gevolg dat zij zich wild schrikken als zij de afrekening van het gasverbruik onder ogen krijgen. Dit probleem is zo hoog opgelopen, dat een groep handige bewoners voorlichting is gaan geven over het gebruik van de centrale verwarming en het zuinig omgaan met energie.”
“Genoeg daarover,” vond zijn bezoekster.
“Want anders heb ik straks geen ruimte meer voor andere onderwerpen. Kunt U mij misschien vertellen in hoeverre de mensen tevreden waren over hun gerenoveerde woning ?”
“Tja, dat is alweer zo’n vraag waarop je als antwoord een boek zou kunnen schrijven,” meende Bèrke die steeds meer begon los te komen.
“Ik zal proberen om het kort te houden. Ik denk dat in meerderheid de renovatie als een vooruitgang ervaren is. Toch waren vooral in het begin veel mensen teleurgesteld over de kwaliteit en de afwerking. Daarover is terecht of niet terecht heel wat afgeklaagd. Bovendien werd daarop niet altijd met begrip gereageerd door het personeel van de bouwverenigingen. Zo kan ik me nog herinneren dat Bertha indertijd met een lijstjeklachten naar de opzichter was gegaan. Dat het onder de keukendeur door zo tochtte. Dat je de deur van de wc open moest zetten om je broek op en af te kunnen trekken en nog een paar van dit soort dingen. En het enige wat hij daarop antwoordde was: dat ze een poosje geduld moest hebben, want alles went op de lange duur. Nou, dat had hij tegen de verkeerde gezegd. Hangen schijnt anders toch ook niet te wennen. En als je mij niet gelooft, wil ik het wel eens met jou uitproberen, had zij hem de kous op de kop gegeven. Op zo’n manier maak je mensen toch ook woest.
En als je huis helemaal aangekleed is met nieuwe vloerbedekking en daarna blijkt dat het plafond opnieuw gestucadoord moet worden, waarvoor een stellage in je kamer gebouwd gaat worden. Of ze gaan een jaar nadat de woningen in jouw fase klaar zijn de straat helemaal openbreken, zodat er een paar maanden een modderbak voor jouw deur ligt, dan plof je toch uit elkaar. Daar komt dan nog helaas bij dat mensen, die in zo’n situatie verkeren, zich onder elkaar behoorlijk kunnen opdraaien. Zodat het allemaal nog als erger ervaren wordt dan het in werkelijkheid is.”
’Toch meen ik begrepen te hebben, dat de bewoners in meerderheid tegen afbraak en voor renovatie waren,” onderbrak de vrouw hem.
“Als ik U zo hoor, vraag ik me af wat de mensen dan tegen nieuwbouw hadden ?” “Nou, enerzijds is het natuurlijk een kwestie van de centen en anderzijds de angst dat het karakter van de buurt daardoor verloren zou gaan. En dat wou men eigenlijk niet. Ik heb de buurt wel eens vergeleken met een ouder geworden echtpaar, dat samen iets eigens en vertrouwds heeft opgebouwd. Als de man tegen zijn vrouw zou zeggen : ik vind jou nu te oud geworden, daarom ruim ik je maar op om je te kunnen vervangen door een nieuwe jonge vrouw, dan zou daarmee toch al dat goede wat ze samen opgebouwd hebben verloren gaan.
Of niet ?
En dan die woonlasten. U moet weten dat de huur van veel woningen hier voor de renovatie nog beneden de f. 100,- lag. Als je dan daarna meer dan f. 200,- moet gaan betalen is dat in verhouding heel veel. Laat staan meer dan f. 600,- voor een nieuwbouwwoning. Dat zou voor de meeste mensen een te grote ingreep in hun bestedingspatroon betekend hebben. Bovendien is het woonklimaat in een buurt waarin gedurende een reeks van jaren gesloopt en nieuwbouw gepleegd wordt, veel onaangenamer dan in een buurt waar alleen maar gerenoveerd wordt”
“Ik heb begrepen dat de mensen een aantal maanden in woon-units moesten verblijven als hun woning gerenoveerd werd. Kunt U misschien iets vertellen over hoe zij dat ervaren hebben ? Of dat erg problematisch is geweest ?,” bracht de vrouw het gesprek op een ander onderwerp.
“Nou, afgaande op wat ik daarover gehoord heb, denk ik dat dit wel meegevallen is. Tenminste als het niet te lang duurde. Een half jaar was goed te doen, maar daarna begonnen de mensen er toch behoorlijk van te balen. Je had er immers alles bij de hand wat je nodig hebt, maar de ruimte was aan de krappe kant. En dat breekt je op de lange duur op. Zo kan ik me nog goed herinneren wat Tina mij daarover eens verteld heeft. U moet weten, Tina is een prima mens maar een beetje opvallend aan de dikke kant. Vooral van achter is ze gezegend met een behoorlijke hobbel. En daardoor kon zij zich in de unit eigenlijk niet draaien zonder ergens tegenaan te stoten. Zij kon daar dus letterlijk haar kont niet keren.
Maar dat was het niet alleen. Zo’n houten onderkomen is natuurlijk erg gehorig. Blijkbaar maken zij en haar man bij het vrijen nogal wat lawaai, want ze klaagde erover dat als ze aan het stoeien waren, de kinderen bezorgd kwamen informeren wat er aan de hand was. Dus werd er niet meer gevreën en daar wordt een mens sjagrijnig van. Bovendien werkte haar man in de ploegendienst en kon hij overdag niet behoorlijk doorslapen tengevolge van de herrie in huis. En dus werd hij daar ook nog eens extra lastig van. Misschien kunt U zich voorstellen dat het zodoende niet altijd even gezellig in huis was, ofschoon Tina op zich een vrolijke vlotte tante is.
Dat zijn zo van die kleine drama’s, die tengevolge van de omstandigheden niet te voorkomen zijn, maar waar mensen het toch knap moeilijk mee kunnen hebben.
Nog zo’n verhaal. In de zomer kon het gloeiend heet worden in zo’n keet. Dan moest je alle ramen tegen elkaar openzetten , anders was het in huis helemaal niet om uit te houden. Denk eens in: twee buren. De een houdt van klassiek vioolspel en de ander van schlagers. De een zet zijn stereo wat harder om de ander niet te hoeven horen. En de ander doet dit vervolgens ook, enz enz…. enz…. Kunt U zich dat voorstellen ?
Nog zo’n verhaal over klein menselijk leed. Twee buren hadden hooglopende ruzie met elkaar. Dachten dat ze door de renovatie eindelijk van elkaar verlost konden worden. Dus vroegen ze allebei, zonder dat ze dit van elkaar wisten, of ze eenmalig naar een paar straten verderop konden verhuizen. Beide verzoeken werden ingewilligd, met het gevolg dat ze tot ieders schrik nu tegenover in plaats van naast elkaar wonen.”
Bèrke onderbrak zijn verhaal even om zijn bezoekster een kop koffie aan te bieden. Hoewel hij die vooraf gezet had, was hij dat in zijn zenuwen helemaal vergeten. Nadat hij deze misser goed gemaakt had, nam de interviewster de draad van het gesprek weer op met een vraag over de waarde van de inspraak.
“Ik kan dat eigenlijk niet goed beoordelen,” antwoordde Bèrke aarzelend.
“Uit hetgeen daarover allemaal gezegd en geschreven is heb ik begrepen, dat deze in onze buurt erg goed geweest moet zijn.”
“Bent U het daar dat niet mee eens ?”
“Dat wil ik nu ook weer niet zo direct zeggen. Ik vind het nogal persoonsgebonden. De een vond het geweldig en de ander waardeloos. Mij is het in ieder geval nooit helemaal helder geweest, wat je van zo’n inspraak mag verwachten. En niet ik alleen, maar heel veel bewoners hebben daarmee geworsteld.
In het begin leek de inspraak meer op het geven van informatie aan, dan het luisteren naar bewoners. Vertegenwoordigers van de gemeente en de bouwvereniging kwamen vertellen wat ze van plan waren om te gaan doen. En dat vonden ze zo belangrijk, dat ze het eigenlijk niet nodig vonden om te luisteren naar de reacties van de bewoners daarop. Zij waren toch immers de deskundigen en wie kon hen dan nog wat vertellen ? Dus moest er door de bewoners strijd geleverd worden om die lieden tot luisteren te dwingen. En zeker in de beginjaren is dat dikwijls hard gegaan.
Van de andere kant kun je ook weer niet verwachten dat inspraak inhoudt, dat alles moet gebeuren wat bewoners willen. Dus moet de ideale inspraak ergens in het midden liggen. Maar waar zich dat precies bevindt, weet ik nog steeds niet.
Ik weet wel dat er bewoners zijn geweest die vooraf een stevige borrel dronken om te durven zeggen wat zij zich voorgenomen hadden, of om niet in de verleiding te komen toe te geven. Ergens is dat natuurlijk niet gezond.
En dan die mensen die kost wat kost hun eigen mening probeerden door te drijven over de hoofden van anderen heen, die zich gezien de gespannen sfeer daarvan niet durfden distantiëren. Zo van: oma vindt dat ook, hè oma !
En dan had je dat excuus van alsmaar nieuwe bezuinigingen, waarmee goede ideeën misschien iets te vlot als te duur afgewezen werden en zodoende de discussie gefrustreerd werd. Trouwens als je zag hoe er soms gewerkt werd, kreeg je wel eens het idee dat er eerder geld te veel dan te weinig was. In één fase werd bijvoorbeeld drie of vier keer dezelfde stoep achter elkaar opengebroken en dichtgegooid. Vanwege de ptt-aansluitingen, of in verband met de gasleidingen, of de elektriciteitsaan- sluitingen, of de kabel-tv, of de waterleiding, of de riolering.
“Maar meneer. U denkt daar wel erg makkelijk over. Wij hebben allemaal niks met elkaar te maken. Ieder moet hier voor zijn eigen zaakjes zorgen. Coördineren zegt U ?
Wat denkt U wat dat voor kosten met zich meebrengt ?”, kreeg je als antwoord als je daarover een vraag stelde.”
Bèrke zweeg om de vrouw die druk zat te schrijven gelegenheid te geven om bij te pennen. Zodoende viel er even een stilte die hij benutte om een tweede kop koffie in te schenken.
Sjeng had het goed gezien, zo’n interview was inderdaad echt iets voor hem.
Nadat zijn gast een stevige teug van haar koffie genomen had, nam zij de draad van het gesprek weer op met de vraag of er volgens hem door de stadsvernieuwing veel veranderd was in de sfeer van de buurt.
“Ja, zeker ! Meer dan ik voorzien had. De mensen gaan nu anders met elkaar om. Het lijkt wel alsof de eenheid onder elkaar verloren is gegaan. Mijn vriend Sjeng heeft eens tegen mij gezegd: “We wonen nu deftig.”
En daarmee wou hij aangeven, dat wij ons nu meer dan vroeger terugtrekken in ons eigen huis, ons tegen elkaar afzetten, elkaar zitten uitloeren of we meer of minder hebben dan de ander. We pikken ook minder van elkaar. Bijvoorbeeld, nu er mooie afgebakende parkeerplaatsen zijn maken we ruzie over het gebruik daarvan. Of we vliegen elkaar in de haren of er wel of niet een boom moet komen. De een wil meer bomen en de ander wil alle bomen weg. De een vindt een bloembak prachtig, doet zelf iets aan het onderhoud en de ander ervaart deze uitsluitend als overlast waaraan hij zich dus groen en geel ergert. En zo maken we elkaar tegenwoordig het leven zuur. Ik vind ook dat Sjeng de dingen wel eens erg zwart-wit stelt, maar ik heb de indruk dat hij in deze wel ergens kort bij de waarheid zit. Hoewel ik niet zonder meer durf te beweren dat dit allemaal de schuld van de stadsvernieuwing is.
Volgens mij heeft dat ook te maken met de veranderde tijdgeest. Per slot van rekening zijn er door de stadsvernieuwing veel nieuwe jonge gezinnen in onze buurt komen wonen. Dat is ook altijd de bedoeling geweest. Maar wij ouderen hebben ons te weinig voorbereid op de veranderingen in de sfeer van de buurt die daarvan het gevolg zijn. Maar ik wil nog iets anders aanroeren. Wat me soms is tegengevallen is de wijze waarop er gekankerd werd tegen de bouwvakkers die hier aan het werk waren. We weten toch allemaal dat het een zware klus is en niet altijd even dankbaar om van een oud huis toch weer een bruikbare eigentijdse woning te maken. En toch werden die werklui, wel of niet terecht, daar wil ik het nu niet over hebben, regelmatig uitgescholden voor stomme prutsers door de beste stuurlui van langs de kant. Kijk, daar heb ik me toch ook dikwijls aan geërgerd. Schrijf dat maar gerust op.”
“Ik denk dat ik onderhand voldoende stof heb voor mijn verhaal,” nam zijn gast het woord van hem over.
“Tot slot wil ik U echter nog vragen, hoe U persoonlijk tegen dit gebeuren aangekeken heeft en wat het einde daarvan voor U betekent ?”
“Tja … verdorie … daar stelt U me alweer zo’n heel moeilijke vraag. Ik geloof dat U daarvoor doorgeleerd hebt.”
“Nou, dat ook weer niet direct. U komt er vast en zeker uit,” moedigde zij hem vriendelijk glimlachend aan.
“Het is eerlijk waar mijn allerlaatste vraag. Daarna bent U van mij verlost.”
“Goed, ik wil daar kort in zijn. Ik weet dat heel veel buurtbewoners het erg moeilijk gehad hebben met die stadsvernieuwing. Ze heeft hen veel inspanningen, geld, zorgen en vooral veel emoties gekost. Ze heeft hun hele levenswijze als het ware op de kop gezet, maar desondanks heb ik het…”
Even aarzelde Bèrke of hij door zou gaan, maar besloot toch om zijn zin af te maken.
“… Heb ik het een heel interessante periode uit mijn leven gevonden. En ik weet zeker dat dit ook voor de geschiedenis van de buurt als zodanig geldt. Er gebeurde hier van alles. Steeds was er wel iets om over te praten of naar te gaan kijken. De bewoners kwamen samen, overlegden met elkaar en bepaalden zodoende de toekomst van de buurt mee. Dat is toch uniek! Ik heb dat een geweldige ervaring gevonden. Daar heb ik van genoten als van één groot avontuur. En dat is nu voorbij.
Met de uitgave van dit boekje wordt daar nu een laatste definitieve streep onder gezet. En dat vind ik eerlijk gezegd spijtig. Want daarmee is ook een einde gekomen aan mijn avonturen.”