Van vestingstad tot industriestad
Wie vandaag de dag door Mariaberg wandelt en niet bekend is met de bewogen historie van deze buurt, zal zich moeilijk kunnen voorstellen dat Mariaberg haar ontstaan te danken heeft aan de felle strijd die er in Maastricht rond de eeuwwisseling heeft gewoed tussen katholieken en socialisten over het welzijn van de arbeider.
Hoezo, socialisten? Het socialistisch gedachtengoed heeft in Nederland toch vooral wortel geschoten in de grotere industriesteden. En Maastricht is van oudsher immers een monumentale katholieke stad. Al de kerken en kloosters zijn daarvan onmiskenbare getuigen. Om die reden werd Maastricht wel eens betiteld als ‘het Rome van Nederland’. Het is nu moeilijk voorstelbaar dat in zo’n omgeving het socialistische gedachtengoed post kon vatten!
Toch behoort Maastricht tot een van de eerste moderne industriesteden van Nederland. Nadat in 1830 België zich had losgemaakt van het Koninkrijk der Nederlanden, ontstond er in Maastricht een beweging die streefde naar aansluiting met België. De Nederlandse overheid wilde dat koste wat kost voorkomen. Ter bewaking van het eigen belang werd er een garnizoen in deze stad gelegerd. De contacten met België werden verbroken, waardoor Maastricht in een geïsoleerde situatie kwam te verkeren. De huidige landsgrens bij Maastricht is daarvan nog een zichtbaar overblijfsel. Aangezien de stad in het verleden voor haar bevoorrading in hoofdzaak was aangewezen op het industriegebied rondom Luik, ontstonden er nu tekorten. Onder leiding van de familie Regout werd er daarom binnen de stadsmuren een eigen industrie op poten gezet, die in de loop van de negentiende eeuw tot verdere bloei kwam. Bekendste voorbeelden hiervan zijn de glas- , porselein en aardewerkfabrieken die tot volwaardige industrieën zijn uitgegroeid.
Deze ontwikkeling ging helaas ten koste van het welbevinden van de arbeiders. Het werk in de fabrieken was zwaar en ongezond, kinderarbeid was een geaccepteerd verschijnsel, de lonen werden laag gehouden en de woon- en leefomstandigheden waren doorgaans miserabel. Overmatig gebruik van alcohol was mede daardoor een veelvoorkomend probleem. Omdat de Regouts bovendien voor een groot deel de detailhandel en horeca in handen hadden, werden hun arbeiders onder druk gezet om veelal in deze zaken hun karig loon te besteden. Desondanks was de verstandhouding tussen de top van de rooms-katholieke kerk en deze industriebaronnen prima. Geen wonder dan ook dat arbeiders zich door de katholieke kerk, die toch belijdt dat ze opkomt voor de armen en onderdrukten, in de steek voelden gelaten. Niet geheel ten onrechte verdachten zij de hogere geestelijkheid ervan, dat zij, ter uitbuiting van de arbeiders en ter vergroting van de eigen macht, met de industriëlen onder een hoedje speelden. Zodoende ontstond er aan het einde van de negentiende eeuw een klimaat waarin de socialistische boodschap bij velen een gewillig gehoor vond. De sociaal democratische beweging in Nederland vindt dan ook mede haar oorsprong in Maastricht.
Dat was schrikken voor het rooms establishment. In eerste instantie poogde men met gebruik van machtsmiddelen dit verschijnsel de kop in te drukken. De voortrekkers werden hard aangepakt. En toen dit ontactisch optreden uiteindelijk leidde tot een staking werden de voornaamste ‘oproerkraaiers’ ontslagen en als het even kon uit hun schamel onderkomen gezet. Dat zou ze wel leren, die rooie rakkers!
Deze benadering werkte averechts. De aanhang groeide en hun leiders durfden steeds duidelijker in het openbaar hun proteststem te laten horen.
Elders in het land ontstonden nu gelijksoortige bewegingen, die samen de belangenbehartiging van de arbeiders steeds beter gingen organiseren. Maar ook binnen de katholieke kerk verhieven geestelijken hun stem tegen de onwaardige wijze waarop de arbeiders werden behandeld. Verbetering van inkomen, huisvesting en onderwijs zou een eind moeten maken aan de toenemende onrust en ontkerkelijking onder deze bevolkingsgroep.
Blauw Dorp
Het onderwerp ‘huisvesting’ brengt ons terug bij onze wandeling door Mariaberg waarmee we dit hoofdstuk zijn begonnen. We staan even stil bij de blok Proosdijweg/ Mr.Ulrichweg/ Volksbondweg/ Willem Vliegenstraat (die toentertijd St.Servatiusweg werd genoemd), en de daar tegenovergelegen hoek Volksbondweg/ W. Vliegenstraat. Aangevuld met herenhuizen en winkels in de nabijheid van het kruispunt Proosdijweg/Mr.Ulrichweg zijn hier, gesubsidieerd vanuit de wet ‘Sociale Woningbouw’, in 1907 de eerste 80 woningen gebouwd voor katholieke arbeiders door de roomse bouwvereniging St.Servatius. Deze huizen zijn helaas niet meer te bewonderen want in het kader van de stadsvernieuwing werden ze in 1981 gesloopt. Zoals rood het socialisme symboliseert, zo is blauw de kleur van de katholieken. Vandaar dat het oudste deel van deze buurt door aalmoezenier J.M.Souren, de latere bouwpastoor van de St.Lambertusparochie, Blauw Dorp werd genoemd. Een naam die nooit officieel is bekrachtigd, maar waarmee in de volksmond nog steeds het gedeelte gelegen ten oosten van de Mgr.Ruttensingel wordt aangeduid. Als je in aanmerking wenste te komen voor één van de voor die tijd comfortabele woningen, dan diende je op de eerste plaats een brave en nette katholiek te zijn. De geestelijkheid speelde dan ook een grote rol bij de selectie van de bewoners. Deze waren zodoende trots op hun uitverkiezing en lieten zich daarop voorstaan. De oudere bewoners, die doorgaans hun hele leven hier hebben gewoond karakteriseren hun buurt dan ook als ‘een nette arbeidersbuurt’.
Het spreekt voor zich dat met de realisering van dit project de katholieken een goede beurt maakten. De socialisten konden dat niet op zich laten zitten. Door hun bouwvereniging ‘Beter Wonen’ werd aan de oostzijde van de Maas, aan de Franciscus Romanusweg, het ‘Rode Dorp’ gebouwd. Een buurt, waar vanaf het begin hun kantoor is gelegen. Voor die woningen kwamen uiteraard alleen ‘echte socialisten’ in aanmerking.
Tot 1917 bleef Mariaberg het exclusieve terrein van de ‘blauwen’. Nadat er in 1916 een klein complex van 16 duplexwoningen aan de Mr.Ulrichweg was gerealiseerd, begon St.Servatius in dat jaar met de bouw van 102 eengezinswoningen in de omgeving Proosdijweg, Gerard van Wermweg, Gebr. Moorsweg, Lambert van Middelhovenweg en Willem Vliegenstraat. Daarop aansluitend startte Beter Wonen in datzelfde jaar met de bouw van 151 eengezinswoningen tussen de Gerard van Wermxveg, de Gildenweg en rond het Min.Goeman Borgesiusplantsoen. Dit parkje is vernoemd naar een van de voormannen uit het socialistische kamp. Daarna was St.Servatius in 1918 weer aan zet met de blok Aert van Trichtweg/ Proosdijweg/ A.Severinweg/ Volksplein bestaande uit 41 eengezinswoningen. Ook werd er aan de Ambachtsweg begonnen met de bouw van 49 woningen omvattend de blok Ambachtsweg/ Willem Vliegenstraat/ Elisabeth Strouvenlaan die pas in 1920 werd afgerond. Alles bij elkaar geteld had St.Servatius tot dan toe een honderdtal woningen meer gerealiseerd dan Beter Wonen. Vervolgens duurde het vijfjaar voordat met het volgende complex, gelegen aan de Proosdijweg haaks tegenover de Gerard van Wermweg, werd gestart.
De kazematten
Alvorens daar een kijkje te gaan nemen, is het beslist interessant om eerst iets te vertellen over de locatie waar gedurende deze periode is gebouwd. Goed tweehonderd jaar geleden, ten tijde van de Bataafse Republiek, werd door de Franse bezetters de rechtervleugel van de vestingwerken ‘de Hoge Fronten’ versterkt. Sindsdien wordt deze ook wel de ‘Linie du Moulin’ genoemd. Gezien de hoge ligging van het terrein waarop deze werken waren gebouwd, was het onmogelijk de grachten van water te voorzien. Dat bood de vijand de kans om een ondergrondse aanval in te zetten. Als antwoord daarop had men al in de zestiende eeuw een onderaards verdedigingsstelsel aangelegd: de kazematten.
In 1867 werd de vesting Maastricht opgeheven. Op diverse plaatsen werden de wallen gesloopt om Maastricht van zijn knellende ommuring te ontdoen. Dit gebeurde onder andere met een gedeelte gelegen tussen het Aldenhofpark aan de Tongerseweg en de Wèreke achter de hoek Past.Habetsstraat/ Statensingel. Daarmee werd ruimte geschapen om buiten de historische omwalling te gaan bouwen. Oorspronkelijk was het de bedoeling om tegelijkertijd de kazematten te slopen. Dit is maar in beperkte mate gebeurd. Voor zover dat nodig leek werden deze dichtge- stort met aarde. Zo dacht men een goede ondergrond te creëren voor het bouwen van woningen en een kerk.
Parochie St.Lambertus
Omdat het de gegoede burgerij wel aansprak om aan de rand van de stad te kunnen wonen, werd vanaf 1892 in deze omgeving gestart met het bouwen van herenhuizen. Daarom was het noodzakelijk om ruime verbindingsroutes aan te leggen, zoals de Hertog- en Pr.Bisschopsingel, die evenals het Ernmaplein officieel tot stand kwamen bij een raadsbesluit van 22 januari 1903.
Tot dan toe was Maastricht opgedeeld in vier parochies. In eerste instantie werd de geschetste uitbreiding in het westen gevoegd bij de St. Servaas- parochie. Gezien de om vang hiervan en de plannen tot verdere groei stelde de toenmalige deken van Maastricht, mgr. L.Sevriens, aan de bisschop van Roermond voor om een nieuwe parochie te stichten. Deze ging daarmee akkoord, en in 1910 werd J.M.Souren benoemd tot bouwpastoor. Als aalmoezenier van de arbeid had hij naam gemaakt als pleitbezorger voor de coöperatieve gedachte. Hij was ondermeer betrokken bij de eerste boerenleenbank in Limburg, de eerste bouwvereniging in Maastricht, en de R.K. Coöperatieve Verbruikersvereniging ‘De Ster’ gelegen aan het Volksplein. Dus leek hij een geschikte persoon om deze parochie, die genoemd werd naar St.Lambertus te gaan leiden.
Volgens de overlevering moet Lambertus op 32 jarige leeftijd rond 670 benoemd zijn tot bisschop van Maastricht. Pogingen om Pepijn van Herstal II, hofmeier van het Frankische Rijk, te bewegen een einde te maken aan een buitenechtelijke relatie moest hij bekopen met de dood. Als bisschop en martelaar is hij heilig verklaard, als zodanig is hij nog steeds de enige Maastrichtenaar die zich daadwerkelijk heilig mag noemen. Daarom vond men het dan ook niet meer dan billijk om deze nieuwe parochie naar hem te vernoemen.
De zaken werden voortvarend aangepakt. Begin 1911 werd een aanvang gemaakt met de bouw van een noodkerk en een pastorie. Goed acht maanden later, op 13 augustus 1911, kon de noodkerk al plechtig worden ingewijd en de pastoor geïnstalleerd. Bij deze start omvatte de St. Lambertusparochie het gebied gelegen tussen de Tongerseweg, Elizabeth Strouvenlaan, Branden- burgerplein, Jekerstraat, Zakstraat, Herbenusstraat, Capucijnenstraat, Cabergerweg en de grens tussen Oud- Vroenhoven en Maastricht.
Door de ingebruikname van een hulp-patronaat voor jongens in 1912 kreeg de parochiegemeenschap, die door de oprichting van een aantal verenigingen steeds meer gestalte kreeg, een nieuwe stevige impuls. In het daarop volgende jaar werd gestart met het maken van bouwplannen voor een permanent kerkgebouw, waarvoor aan het Ernmaplein plaats was gereserveerd. Op 3 mei 1914 werd de eerste steen gelegd. Goed tweeënhalf jaar later, op 24 december 1916, vond de inzegening plaats. Evenals de meeste woningen die gedurende dit tijdvak zijn gerealiseerd is ook de St. Lambertuskerk gebouwd bovenop de resten van de omwalling en de kazematten.