Nieuwbouw of renovatie?
Na de oorlog groeide de bevolking in Nederland explosief en stegen de eisen die aan de kwaliteit van wonen werden gesteld. Het ontbreken van voldoende en goede huisvesting was volksvijand nummer één. Ter bestrijding hiervan werden in hoog tempo veel woningen gebouwd. Jammer genoeg werd daarbij onvoldoende aandacht besteed aan kwaliteit en architectuur. Niet voor niets stamt de term ‘revolutiebouw’ uit die tijd. Prioriteit werd toegekend aan het realiseren van zoveel mogelijk nieuwbouw, waardoor er weinig aandacht resteerde voor onderhoud en verbetering van het vooroorlogs woningbezit. Als gevolg van de uitbreidingsdrift werd rond de jaren zeventig bouwgrond steeds schaarser en daardoor duurder en begon de verpaupering van de oudere buurten vooral in de grotere steden verontrustende vormen aan te nemen. Zodoende drong zich de noodzaak op tot vernieuwing van het vooroorlogs woningbestand. Ging het om buurten waar veel oude en kostbare maar desondanks verwaarloosde panden lagen, dan wilde men die zoveel mogelijk in hun oorspronkelijke glorie herstellen en kreeg renovatie de voorkeur. Een bekend en geslaagd voorbeeld hiervan is het Stokstraatkwartier. Was er echter in meerderheid sprake van sociale woningbouw, dan was afbraak, om plaats te kunnen maken voor nieuwbouw, de eerste optie. Renovatie is immers gecompliceerder dan nieuwbouw. Bovendien kan zo’n ‘opgelapt huisje’ toch niet tippen aan eigentijdse nieuwbouw en is een gerenoveerde woning eerder afgeschreven dan een nieuwe. Zo werd er indertijd heel pragmatisch geredeneerd door beleidmakers.
Niet door de bewoners, want die zaten eigenlijk niet zo te springen om duurdere nieuwbouw. Een voordeel van die oude woningen was, dat de huren laag waren gebleven. Daarop hadden mensen hun uitgavepatroon afgesteld. Nieuwbouw zou een verhoging van drie tot zeshonderd gulden per maand kunnen betekenen. Bovendien woonden in de oude buurten veel oudere mensen met een laag inkomen, die met zelfwerkzaamheid hun woning min of meer hadden gemoderniseerd. Daar waar al driftig was gesloopt, waren de oorspronkelijke bewoners dikwijls onder protest verhuisd naar een andere, goedkopere buurt. Een verschijnsel waaraan het woord ‘stadsvernieuwingsnomaden’ zijn ontstaan heeft te danken.
Nieuwbouw betekende niet alleen hogere woonlasten, maar veelal ook het verdwijnen van de historisch gegroeide buurtgemeenschap. In het algemeen reageerden bewoners dan ook niet blij als ze hoorden dat hun buurt was ‘uitverkoren’ tot stadsvernieuwingsgebied.
Gemeentelijke Stuurgroep Mariaberg
Ook in Mariaberg laaiden de emoties hoog op toen in 1975 bekend werd, dat de gemeente Maastricht een totaalplan aan het voorbereiden was voor de vernieuwing van de buurt. Een plan dat verder ging dan de vraag in welke mate er gesloopt en gerenoveerd zou worden. De gemeente had zich immers ten doel gesteld om de ‘stedebouwkundige missers’ van het verleden zo veel mogelijk op te heffen, door in de buurt meer samenhang te brengen.
Bovendien werden oude tegenstelling tussen de ‘Rooien’ en de ‘Blauwen’ weer uit de kast gehaald. Niet zo zeer door de bewoners, want die waren het in grote lijnen wel met elkaar eens, maar tussen de bouwverenigingen ‘St.Servatius’ en ‘Beter Wonen’.
In overeenstemming met hun politieke kleur had de eerste een voorkeur voor nieuwbouw en de tweede voor renovatie. Vooral de PvdA, met mensen als Marcel van Dam en Jan Schaefer als staatssecretarissen voor volkshuisvesting, maakte hier een politiek item van. De financieel zwakke positie waarin veel bewoners van de oude buurten verkeerden, was voor hun keuze een belangrijk uitgangspunt. De gemeente zag zich dan ook voor de opdracht geplaatst om de beide corporaties op één lijn te krijgen. Om het nog een beetje moeilijker te maken liet ‘St.Mathias’ weten, dat men wel ad-hoc overleg wilde plegen met andere betrokkenen, maar dat dit niet zou verhinderen om vooral een eigen koers te volgen. Een standpunt dat ook werd ingenomen door het Gemeentelijk Woningbedrijf ten aanzien van hun woningen gelegen in het Trichterveld.
Geen wonder dat de bewoners door dit gedoe weinig vertrouwen hadden in een goede afloop. Met behulp van het buurtwerk van de welzijnsinstelling Trajekt organiseerden zij zich in de ‘Bewonersstuurgroep Blauw Dorp’ en mengden zich in de discussie over de planvorming met het standpunt dat sloop koste wat kost moest worden vermeden. Om toch op hoofdlijnen overeenstemming te bewerkstelligen werd de ‘Gemeentelijke Stuurgroep Mariaberg’ ingesteld en een coördinerend projectleider benoemd.
Recht op inspraak
Hoewel het enige jaren heeft geduurd voordat dit overleg soepel begon te verlopen, bleek dit een goed initiatief te zijn. Vooral in de beginperiode bleken de corporaties te hechten aan het behoud van hun eigen identiteit en wilden op basis daarvan zoveel mogelijk hun eigen beleid uitzetten. Hiermee liepen ze regelmatig tegen de standpunten van de gemeente aan, die vooral het oog gericht hield op het aanbrengen van meer samenhang in de buurt. Zodoende raakten beide partijen nogal eens heftig met elkaar in discussie over de vraag ‘waar de grens ligt tussen de macht van de overheid als subsidieverstrekker, en het recht van de eigenaren om te bepalen wat met hun woningen gebeurt’.
Bovendien wisten de corporaties niet goed raad met de houding van de bewoners, die door dit alles weinig vertrouwen hadden in hun voorstellen. Daarin gestimuleerd door de ‘Bewonersstuurgroep’ zetten de bewoners regelmatig de hakken in het zand. Voor alles wilden ze: dat het karakter van de buurt behouden bleef en dat de huren niet te zeer omhoog zouden gaan. Kortom, dat het hun buurt zou blijven!
In zekere mate werden ze hierbij ondersteund door de wet. Daarin wordt immers de mogelijkheid geboden aan huurders om op goede gronden hun medewerking te weigeren aan het afbreken of renoveren van hun huizen. Leidt dit tot conflicten met de eigenaar, dan kan de rechter gevraagd worden om een uitspraak te doen. Dus is het verstandig om als verhuurder eerst overleg te plegen met je huurders, alvorens besluiten te nemen.
Omdat iedereen op zijn strepen ging staan, kon men het nauwelijks met elkaar eens worden over de inhoud van de door de gemeente te ontwerpen Structuurschets. Deze moest, als voorbereider van het te wijzigenbestemmingsplan, dienst doen als onderlegger voor de verdere uitwerking van de plannen. Inmiddels waren de subsidies voor de als eerst aangewezen complexen al toegewezen en moest er gewerkt gaan worden.
Start van de bouwactiviteiten in 1979
Het aanpakken van de stadsvernieuwing van Mariaberg als één groot geheel, was een lovenswaardig streven maar ook een zeer gecompliceerd proces. Er moesten plannen worden ontwikkeld en een tijdpad worden gemaakt voor de aanpak van zo’n kleine 1200 woningen en het verbeteren van de woonomgeving. Er moest gezorgd worden voor vervangende huisvesting of doorstroom en voorzieningen om tijdelijk overtollig meubilair op te slaan. De voorlichting van de bewoners en hun recht op inspraak diende goed geregeld te worden en er moest voorzien worden in mogelijkheden voor hulp aan bewoners die als gevolg van deze ontwikkelingen in de problemen kwamen. Hoewel men na vier jaar vergaderen het nog steeds niet met elkaar eens was over de inhoud van de Structuurschets, en ook de tijdelijke huisvesting evenals andere zaken nog niet goed waren geregeld, begon St.Servatius in 1979 met de sloop van het blok van 32 woningen aan de André Severinweg/ Proosdijweg/ Aert van Trichtweg. Gezien de aantoonbaar slechte bouwkundige staat waarin deze woningen verkeerden konden de bewoners hiermee instemmen. Desondanks riep de wijze waarop zij waren geïnformeerd en begeleid veel kritiek op.
Tot grote verrassing en ergernis van de ‘Bewonersstuurgroep’ begon ‘St.Mathias’ in datzelfde jaar met de renovatie van de 65 systeem-beton- woningen (omgeving Akeleistraat, Ranonkelstraat, Rozenstraat). Verrassend omdat dit een na-oorlogs complex betrof dat geen deel uitmaakte van de afgesproken fasering. Ergernis omdat de ‘Bewonersstuur- groep’ als behartiger van het bewonersbelang niet in de voorbereiding was betrokken en mogelijkheden voor vervangende huisvesting ontbraken.
De betreffende huurders moesten provisorisch in hun huis blijven wonen, terwijl de bouwvakkers erin werkten. Een ongewenste situatie, die resulteerde in de harde afspraak dat er in het vervolg alleen nog maar mocht worden gewerkt als er voor vervangende huisvesting was gezorgd.
Na een gebrekkig verlopen inspraakprocedure begon ook ‘Beter Wonen” in 1979 met het renoveren van haar complex van 151 woningen in de omgeving Brouwersweg, André Severinweg, en Aert van Trichtweg. Een belangrijke stap vooruit was, dat hiermee werd gewacht tot er voor de tijdelijke huisvesting een dertigtal woon-units beschikbaar waren, die zich bevonden op de groenstrook gelegen tussen de Florasingel en de Makassastraat.
Met deze chaotisch verlopen start hadden alle drie de corporaties geen best visitekaartje afgegeven. Hierdoor werd de onder veel bewoners levende onrust en wantrouwen vergroot, zodat de weerstand tegen de stadsvernieuwing groeide. Daardoor werden de betrokken partijen wel onder druk gezet om beter zaken met elkaar te doen.
Aanvaring tussen ‘St.Servatius’ en bewoners
Omdat alle betrokkenen de noodzaak van een goede afstemming nu niet alleen meer met de mond beleden, maar ook in daden probeerden om te zetten, begon het overleg binnen de ‘Gemeentelijke Stuurgroep’ en de daaraan verbonden projectgroepen soepeler te verlopen. Dat kon echter niet verhinderen dat in het begin van de jaren tachtig ‘St.Servatius’ en de ‘Bewonersstuurgroep” frontaal met elkaar in botsing kwamen.
Aanleiding hiertoe was het in 1980 genomen besluit van het bestuur van ‘St.Servatius’ om de oudste woningen van de buurt, gelegen in het blok Willem Vliegenstraat/ Proosdijweg/ Mr.Ulrichweg/ Volksbond weg en de hoek Volksbondweg/ Willem Vliegenstraat, te vervangen door nieuwbouw. Dit waren duplex- woningen. Aanpassing aan de eisen van deze tijd zou volgens deze corporatie een te kostbare aangelegenheid worden. Veel bewoners betreurden dit besluit. Vooral omdat ze bang waren, dat met het verdwijnen van deze historische en qua architectuur bijzondere woningen, het hart uit de buurt werd gehaald. Vandaar dat de ‘Bewonersstuurgroep’ zich fel tegen dit besluit verzette, en een zogenaamde AROB-procedure aanspande tegen de gemeente vanwege de door haar verstrekte sloopvergunning. Bovendien had ‘St.Servatius’ in hetzelfde besluit kenbaar gemaakt ook haar complex van 23 woningen aan de Mr. Ulrichweg te willen slopen. Daar kon de bewonersstuurgroep in meegaan, maar tot dan toe had deze bouwvereniging nog geen enkel uitgebreid renovatie- voorstel gedaan.
Zodoende voelde de ‘Bewonersstuurgroep’ zich geroepen om een protest te laten horen tegen de uitgesproken voorkeur van deze corporatie voor nieuwbouw.
Met de sloopvergunning in de hand voelde ‘St.Servatius’ zich echter niet verplicht om de uitspraak van de AROB-rechter af te wachten en begon in een weekend van november 1982 onaangekondigd met het afbreken van genoemde woningen. Via het aanspannen van een kort geding, ondersteund door een op een regenachtige maandag gehouden bliksemactie in de buurt, werd gepoogd om het slopen een halt toe te roepen. Ondanks 885 schriftelijke adhesiebetuigingen verloor de Bewonersstuurgroep dit geding en werd veroordeeld tot het betalen van de proceskosten. Dat was een behoorlijke tegenvaller maar achteraf bekeken is de hierin gestopte energie niet tevergeefs gebleken. Tot tevredenheid van veel bewoners heeft ‘St.Servatius’ daarna alleen nog maar renovatie- plannen uitgevoerd.
Opschudding bij St.Mathias
Aan de zuid-oost kant van de buurt zorgde ‘St.Mathias’ in datzelfde jaar wederom voor de nodige opschudding. Wetende dat er een nieuwe, maar ook minder voordelige subsidieregeling voor het opknappen van naoorlogse woningen in aantocht was, wilde men het daar gelegen project van 103 woningen nog snel renoveren. De bewoners die hierover vooraf nooit waren geïnformeerd, werden nu overvallen met kant en klare plannen. Dat veroorzaakte de nodige deining. In de veronderstelling dat dit complex buiten de stadsvernieuwing viel, hadden velen hun interieur volgens eigen smaak en inzichten opgeknapt. Bovendien waren ze het niet eens met ‘St.Mathias’, dat zo’n vergaande opknapbeurt nodig was. Door het presenteren van herziene plannen met veel individuele keuzemogelijkheden, en het maken van goede afspraken over de inspraakprocedure, keerde de rust onder de bewoners weer terug. Zodoende kon dit project alsnog in goed overleg worden afgehandeld.
Vaststelling Structuurschets
Ook is 1982 een heftig jaar geweest vanwege de afronding van de ruim zes jaar durende discussie over de inhoud van de Structuurschets. Tijdens de inspraak daarover bleek; dat ambtenaren en bewoners het op een aantal belangrijke onderdelen niet met elkaar eens konden worden. Voorstellen tot sloop, om verbetering van de stratenstructuur en het aanleggen van meer groenvoorzieningen mogelijk te maken, bleken ook nu weer hete hangijzers te zijn. Via een mobiele tentoonstelling werden de bewoners daarover door de ‘Bewonersstuurgroep’ geïnformeerd. Met als resultaat dat de gemeenteraad ter besluitvorming twee modellen van de ‘Structuurschets’ kreeg aangeboden. Het oorspronkelijke ambtelijk model en een alternatief waarin de voorstellen gedaan tijdens de inspraak waren verwerkt. De gemeenteraad koos voor het model van de bewoners, waarmee een aantal mogelijkheden om van de buurt een meer stedenbouwkundige eenheid te maken te niet werden gedaan. Positief was, dat er nu eindelijk een plan lag waarin duidelijk werd aangegeven wat er de komende ja ren nog stond te gebeuren. Daarmee was de discussie over sloop of renovatie feitelijk afgesloten. Zodoende was er minder reden tot wantrouwen en groeide de bereidheid om binnen de nu vastgestelde omlijning er met elkaar het beste van te maken.
Bezuinigingen op de Volkshuisvesting
Daarmee wil niet worden gezegd dat nu voortaan alles in pais en vree verliep. Inmiddels had zich namelijk een nieuwe bedreiging voor een soepele voortgang aangediend. De economie stagneerde en de overheid zag zich genoodzaakt om het zuiniger aan te doen. Naast een verhoogde stijging van de woonlasten, werd er gekort op de uitgaven voor volkshuisvesting, terwijl de bouwkosten een stijgende lijn vertoonden. Met de gevolgen van dit beleid werd men voor het eerst geconfronteerd tijdens het maken van de plannen voor de renovatie van het complex van 114 huizen van ‘Beter Wonen’ in de omgeving Gildenweg, Proosdijweg en Minister Goeman Borgesiusplantsoen in 1983.
Aanvankelijk was de corporatie van mening ‘dat de toegezegde subsidie het niet mogelijk maakte om nog uitbouwen te realiseren’. Nog erger: de bestaande uitbouwen zouden dermate verzakt zijn dat ze moesten worden gesloopt. In plaats dus van de zo vurig gewenste uitbreiding van de woonruimte, zou deze renovatie leiden tot inkrimping. ‘Beter Wonen’ begreep dat dit voor de bewoners een onverteerbaar gegeven was. Dus ging men opnieuw aan het tekenen en rekenen en lukte het om een herzien plan te presenteren waarin ruimte was voor 74 uitbouwen. Desondanks werd in eerste instantie ook hierop door de bewoners afwijzend gereageerd. Pas tijdens een tweede inspraakronde werden de nogmaals bijgestelde plannen geaccepteerd.
Duurzaam bouwen versus geriefs- verbetering
Dit voorval is illustratief voor de wijze waarop er daarna gedurende de voortgang van de stadsvernieuwing gediscussieerd is tussen ‘St.Servatius’ en bewoners. Vanaf 1985 restten er nog 410 woningen van deze corporatie, ongeveer gelegen in de omgeving van de Proosdijweg tussen de Mr.Ulrichweg/ Willem Vliegenstraat en Weryweg/ Gildenweg, die verdeeld over vijf bouwfasen voor renovatie in aanmerking kwamen. Deze bouwvereniging wilde het beschikbare budget zoveel mogelijk besteden aan zo duurzaam mogelijk bouwen. Daardoor zouden in de toekomst de kosten voor onderhoud beperkt blijven. De voorkeur van de bewoners ging vooral uit naar zichtbare geriefsverbetering en uitbreiding van woonruimte. Bovendien was er regelmatig verschil van inzicht over de herziene indeling van woningen. Ter aanvulling van begrotingstekorten, veroorzaakt door de overheidsbezuinigingen, gingen bewoners een steeds dringender beroep doen op de financiële reserves van ‘St.Servatius’. Genoeg geschilpunten om tijdens het inspraakproces stevig met elkaar over te onderhandelen. Dat is ook gebeurd, maar heeft in iedere fase geresulteerd in aanvaardbare compromissen.
Als laatste werd in 1990 het complex van 33 woningen aan de Elisabeth Strouvenlaan opgeleverd. Hiermee werd ook een punt gezet achter de activiteiten van de ‘Bewonersstuurgroep’, die zich vanaf 1975 had ingezet voor de belangen van de bewoners, en het verstrekken van voorlichting en hulp.
Trichterveld
Een verhaal op zich vormt de renovatie van de woningen in het Trichterveld. Zoals in hoofdstuk 3 staat vermeld, kan hier het complex bungalow-woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf (momenteel eigendom van de woningstichting de Maasvallei) en het complex van ‘St.Mathias’ worden onderscheiden. Omdat het naoorlogse complexen betreft met een geheel eigen geschiedenis, bovendien gelegen in een afgezonderd deel van de buurt, is de voorbereiding en uitvoering van deze renovatie niet in de grote stadsvernieuwingsstroom meegenomen, maar als een afzonderlijk proces afgehandeld.
Vooral de renovatie van de kleine bungalowachtige woningen van het Gemeentelijk Woningbedrijf had heel wat voeten in de aarde. In combinatie met het vele, aanwezige groen vormen deze woningen een prachtig geheel. Een nadeel is echter dat ze beperkt woonruimte bieden. Indertijd zijn ze gebouwd als snelle en goedkope, maar ook tijdelijke oplossing voor de woningnood. Vandaar dat ze in vijfentwintig jaar afgeschreven konden worden. Dus was het bezien vanuit economisch oogpunt geen probleem om deze woningen nu te vervangen door meer en grotere huizen.
Ook al omdat de kwaliteit van de indertijd gebruikte bouwmaterialen niet al te best was. Ook werd er voor de naoorlogse woningverbetering aanzienlijk minder subsidie verstrekt dan voor de vooroorlogse, zodat er op dit punt niet veel mogelijk was. Desondanks voelden de bewoners, die zich georganiseerd hadden in een eigen belangengroep, niets voor sloop. Zelfs voorstellen om van twee aaneensluitende woningen er één temaken werden afgewezen. Gezien de massale tegenstand werd daarom besloten om toch tot renovatie over te gaan. Gedwongen door de financiële en ruimtelijke beperkingen bestond die renovatie in hoofdzaak uit kwaliteitsverbetering en in beperkte mate uit geriefsverbetering.
Minder gecompliceerd verliep het opknappen van het complex van St.Mathias. De bewoners hadden begrip voor de randvoorwaarden die daarbij waren gesteld en stemden vrij snel in met de aan de hand daarvan uitgewerkte plannen. Ook al omdat er veel overeenkomst was met de verbeteringen die St.Mathias in het voorafgaande complex van 103 woningen had doorgevoerd.
Verbetering woonomgeving
Niet alleen de verbetering van de woningen kreeg veel aandacht, maar ook die van de woonomgeving.
Nadat de nieuwbouw was voltooid en/of bestaande woningen in een bepaalde fase gerenoveerd, kregen aangrenzende straten en pleinen een beurt. Hoewel ook dit in veel situaties een vrij ingrijpende ingreep was, bleken bewoners daarin minder geïnteresseerd dan in wat er met hun woning stond te gebeuren. Dit bleek ondermeer uit de opkomst tijdens inspraakbijeenkomsten. Waren deze georganiseerd in verband met bouw- of verbouwplannen, dan was een aanwezigheid van rond de 80% normaal. Aanzienlijk lager was de belangstelling bij bijeenkomsten over voorgenomen veranderingen met betrekking tot de woonomgeving. Regelmatig daarbij terugkerende items waren: de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid, het wel of niet uitbreiden van de groen voorzieningen en het aantal bomen, de verkeersveiligheid en speelgelegenheid. Bewoners verschilden hierover met elkaar nogal eens van mening, zodat het dikwijls moeilijk was om op basis van de inspraak tot een voor iedereen bevredigende oplossing te komen.
In veel gevallen zorgde het uitvoeren van de werkzaamheden voor veel ongemak. Zoals vermeld werd daarmee begonnen nadat de bouwwerkzaamheden waren afgerond. Anders gezegd: nadat iedereen juist was teruggekeerd in de nieuw ingerichte woning. Zeker in die straten waarin tegelijk de hoofdriolering werd vernieuwd, ging een en ander gepaard met veel breek- en graafwerk, en waren de woningen nauwelijks nog met goed fatsoen bereikbaar. Bovendien is het voorgekomen dat, kort na het opbreken van de bestaande bestrating, de werkzaamheden wegens vorst of regenoverlast lange tijd stop kwamen te liggen. Begrijpelijk dat bewoners daarover hun ongenoegen wel eens luid kenbaar hebben gemaakt.
Volksplein
Ongetwijfeld heeft het opknappen van het Volksplein de meeste stof doen opwaaien. Dit aan de rand van de buurt gelegen plein verkeerde bij aanvang van de stadsvernieuwing in een vervallen toestand. Omdat er in het gebied ten oosten van de Ruttensingel beperkte mogelijkheden waren om meer open ruimtes te creëren, wilde de gemeente dit plein door middel van de herinrichting directer in verbinding brengen met het Blauw Dorp en het geschikt maken voor het organiseren van buurtactiviteiten. De meeste omwonenden waren het hiermee niet eens. Zij vonden dat het Volksplein een niemandsland was tussen hun huizen en die van Blauw Dorp. Daarom wilden ze het ingericht zien als een plein dat allereerst bedoeld zou zijn om naar te kijken. Hierbij kregen ze steun van de winkeliers van de Volksbondweg, die voorzagen dat de voorgestelde verkeers- remmende maatregelen klanten zou gaan kosten. Van de andere kant waren er insprekers die zich wel konden vinden in het voorstel van de gemeente. Zo ontstond de vervelende situatie, dat twee groepen bewoners dreigend tegenover elkaar kwamen te staan. Door het tactische optreden van een functionaris van het Bureau Inspraak en Ondersteuning werd er uiteindelijk toch een plan ontworpen, waarmee beide partijen in zekere maten konden instemmen.
Bèrke
Een opmerkelijk verhaal in dit verband vormt de plaatsing van een beeldje, dat ‘Bèrke’ moet voorstellen, op een pleintje aan de kruising Mr. Ulrichweg/ Proosdij weg.
‘Bèrke’ was een denkbeeldig figuur, die in het door de ‘Bewonersstuurgroep’ maandelijks uitgegeven informatieblad ‘Oonder Us’, op sappige wijze verslag uitbracht van de avonturen die hij beleefde door de stadsvernieuwing. Als weduwnaar op leeftijd wandelde hij bijna dagelijks in gezelschap van zijn hondje door de buurt om de ontwikkelingen in de stadsvernieuwing zo goed mogelijk bij te houden. Daarbij was hij niet zo zeer geïnteresseerd in de bouwkundige vorderingen, maar vooral in de emoties die daardoor bij de bewoners werden losgemaakt. Hierover wilde hij wel eens graag met zijn vriend Sjeng in discussie raken. De humoristisch getinte vertelseltjes die dit opleverde werden door veel mensen met plezier gelezen. Vooral ook omdat ze hun eigen ervaringen en gedachten daarin herkenden. Bovendien beschikte Bèrke over de gave om ingewikkeld lijkende zaken op een makkelijk begrijpbare manier te beschouwen.
Zodoende groeide deze figuur uit tot de verpersoonlijking van wat bewoners zelf ervaarden en voelden.
De ‘Bewonersstuurgroep’ was dan ook van mening dat de gedachtenis aan deze figuur , als symbool voor de rol die de bewoners tijdens de stadsvernieuwing hebben vervuld, behouden moest blijven. Dit dacht men het beste te kunnen doen door het plaatsen van een beeldje, dat Bèrke moest voorstellen. De kosten daarvan konden immers worden betaald uit een toentertijd van toepassing zijnde subsidieregeling voor ‘artistieke verfraaiing’ van buurten waarin stadsvernieuwing had plaatsgevonden.
Een voor de hand liggend idee, maar niet volgens de deskundigen die over het beeldend kunstbeleid van de stad Maastricht dienden te waken. Zij vonden dit geen kunst en gaven de voorkeur aan een abstract beeld dat iets nieuws zou toevoegen aan de buurt. Na dik twee jaren discussiëren hierover kreeg de ‘Bewonersstuurgroep’, dankzij enige politieke druk, haar zin. Zo kon in juni 1988 wethouder J.Wevers, met assistentie van mevrouw van Ochten als een van de oudste bewoonsters van de buurt, Bèrke feestelijk onder een hoge hoed vandaan toveren.